Neemt een onderneming bij verkoop van een pand genoegen met een te lage prijs, en past de fiscus een winstcorrectie toe ter zake van die verkoop, dan kan een bv de gecorrigeerde winst niet toevoegen aan de herinvesteringsreserve (hir). Van een herinvesteringsvoornemen met betrekking tot het gecorrigeerde bedrag is immers geen sprake.
Een bv verkocht enkele panden tegen een te lage prijs aan haar directeur-grootaandeelhouder (dga) en zijn kinderen. In de bezwaarfase verminderde de inspecteur de ter zake van die verkoop toegepaste winstcorrectie. Ook liet hij toen een aantal van die panden taxeren. Bij de uitspraak op bezwaar had hij echter geen rekening gehouden met de taxatierapporten. Hij besloot daarom in de beroepsfase de winstcorrectie nogmaals te verminderen. Zowel de Rechtbank als het Hof Den Haag vonden dat de inspecteur aannemelijk had gemaakt dat de door hem toegepaste winstcorrectie niet te hoog was. Verder oordeelde het hof dat de bv de gecorrigeerde winst niet kon toevoegen aan de herinvesteringsreserve, aangezien op het moment van het vervreemden van de panden de bedoeling bestond de dga en zijn kinderen te bevoordelen. Deze bevoordelingsbedoeling en de daarmee verband houdende vermogensverschuiving van de bv naar de dga en zijn kinderen sluit in zoverre het bestaan van een voornemen tot herinvesteren uit. Er werd dan ook tot het bedrag van de winstcorrectie niet voldaan aan de voorwaarden voor het vormen van een herinvesteringsreserve.
Wet: artikel 3.54 Wet IB 2001 en artikel 8 Wet VPB 1969
Meer informatie: Gerechtshof Den Haag, 18 augustus 2015 (gepubliceerd op 28 augustus 2015), ECLI:NL:GHDHA:2015:2330
Geef een reactie