Volgens A-G Wattel wilde de wetgever met de invoering van artikel 15ag Wet Vpb overduidelijk het gat dichten dat was ontstaan doordat artikel 15ae Vpb de situatie na beëindiging van een fiscale eenheid niet regelt. Het woord ‘beëindigen’ is om die reden correct gebruikt. Het woord ‘ontvoegingstijdstip’ had niet gebruikt moeten worden.
Rechtbank Den Haag had eerder juist geoordeeld dat er geen reden was om de verliesverrekening te corrigeren van een maatschappij die:
- weliswaar moeder van een fiscale eenheid was geweest;
- haar voorvoegingsverliezen had verrekend met de HIR die de voormalige dochter had ingebracht;
- maar waarvoor de fiscale eenheid was beëindigd door het ontbinden van de dochter en niet het ontvoegen ervan.
De rechtbank achtte met een letterlijke lezing artikel 15ae Wet Vpb niet van toepassing omdat de fiscale eenheid immers niet meer bestond en achtte artikel 15ag Wet Vpb ook niet van toepassing, omdat deze bepaling uitgaat van een ontvoegingstijdstip.
Met zijn advies komt A-G Wattel de Staatssecretaris tegemoet die in zijn (sprong)cassatiemiddel had betoogd dat de bedoeling van de wetgever doorslaggevend moest zijn. De tekst van de wet was immers onduidelijk. Die bedoeling bleek volgens de Staatssecretaris duidelijk uit de wetsgeschiedenis en dat vindt A-G Wattel ook. Volgens de A-G heeft de wetgever bij de formulering van artikel 15ag Wet Vpb abusievelijk de termen ‘ontvoegen’ en ‘beëindigen’ door elkaar gebruikt. De wetgever had zich daarbij niet gerealiseerd dat ontvoegingstijdstip in artikel 15aa Wet Vpb een andere betekenis had dan hij bedoelde.
Wet: artikel 15aa, 15ae en 15ag Wet Vpb, artikel 20 Wet Vpb
Meer informatie: Parket bij de Hoge Raad, 4 augustus 2015 (gepubliceerd 4 september 2015), ECLI:NL:PHR:2015:1695.
Geef een reactie