Een ondernemer die stelt dat sprake is van kosten voor gemene rekening moet aannemelijk kunnen maken dat hij kosten heeft gemaakt ten behoeve van zichzelf en ten behoeve van een ander. Daarnaast moet het risico van de kosten de andere onderneming volgens de overeengekomen verdeelsleutel aangaan.
Hof Amsterdam vond dat een stichting aannemelijk had gemaakt dat de betalingen die zij van een andere stichting had ontvangen, betalingen betroffen in verband met tussen haar en die stichting afgesproken samenwerkingsovereenkomst. De stichtingen hadden voor de uitvoering van hun werkzaamheden gezamenlijk gebruik gemaakt van het personeel en een pand van een derde. De ene stichting was derhalve geen omzetbelasting verschuldigd over de van de andere stichting ontvangen betalingen. Uit de stukken bleek dat de andere stichting van meet af aan betrokken was geweest bij het aangaan van de (personeels)kosten en de huisvestingskosten, en dat zij risico liep voor deze kosten. Bij het beëindigen van de samenwerkingsovereenkomst en de gezamenlijke huisvesting had dit risico zich geopenbaard, hetgeen ertoe leidde dat de andere stichting een schadevergoeding moest betalen aan belanghebbende. Volgens het hof had de andere stichting deze bedragen betaald omdat zij de kosten gezamenlijk met belanghebbende was aangegaan. Dat belanghebbende in haar hoedanigheid van penvoerder de formeel werkgever van het personeel was en de huurovereenkomst was aangegaan, deed er volgens het hof niet toe.
Besluit Omzetbelasting, aftrek van omzetbelasting, BLKB 2011 641
Meer informatie: Gerechtshof Amsterdam, 18 juni 2015 (gepubliceerd op 28 augustus 2015), ECLI:NL:GHAMS:2015:3449
Geef een reactie