Het Europese Hof heeft beslist dat nationale rechters de (verjarings)bepalingen buiten toepassing mogen laten wanneer deze niet doeltreffend en afschrikkend zijn als het gaat om de bestrijding van btw-fraude.
Zeven verdachten die in de jaren 2005 tot en met 2009 voor miljoenen euro’s btw-fraude in Italië hadden gepleegd, zouden door toepassing van de verjaringsregels ongestraft blijven. De Italiaanse rechter wilde van het Europese Hof weten of dit in strijd was met het Europees recht. Het Hof oordeelde dat het de taak van de nationale rechter was om te onderzoeken of de nationale bepalingen daadwerkelijk doeltreffend en afschrikkend zijn in gevallen van ernstige fraude die schade kunnen toebrengen aan de financiële belangen van de EU. Komt de nationale rechter tot de slotsom dat ernstige fraude in een groot aantal gevallen niet strafrechtelijk wordt bestraft? En komt dit doordat de strafbare feiten vaak verjaren voordat een definitieve rechterlijke uitspraak kan worden opgelegd? Dan kunnen de desbetreffende maatregelen niet beschouwd worden als doeltreffende en afschrikkende maatregelen, en dat is volgens het Hof in strijd met EU-recht. De nationale rechter mag daarom om de volle werking van het EU-recht te waarborgen, indien nodig, de verjaringsbepalingen buiten toepassing laten. Hij hoeft niet te verzoeken of af te wachten dat deze bepalingen eerst door de wetgever of door enige andere constitutionele procedure worden ingetrokken.
Meer informatie: Hof van Justitie van de Europese Unie, 8 september 2015, C‑105/14
Geef een reactie