Volgens A-G Wattel heeft Hof Den Bosch ten onrechte de zakelijkheid van de inschakeling van een vennootschap betrokken in de beoordeling of aan een kapitaalstorting en een lening overwegend zakelijke motieven ten grondslag liggen.
In geschil was of een Nederlandse vennootschap de rente op een lening van ruim € 237 miljoen mocht aftrekken. De lening was bedoeld om een Italiaanse concernvennootschap van de beurs te halen. Dit gebeurde onder andere door oprichting van een andere Italiaanse vennootschap die aandelen had uitgegeven aan de Nederlandse vennootschap, waarop zij het kapitaal van € 237 miljoen stortte. Het hof besliste in de voorfase dat niet aannemelijk was gemaakt dat de lening zakelijk was nu het optreden van de Nederlandse vennootschap fiscaal gemotiveerd was.
Zakelijkheidstoets
Dit oordeel is volgens de A-G van de Hoge Raad gebaseerd op een verkeerde maatstaf. Uit tekst noch parlementaire geschiedenis van artikel art. 10a Wet Vpb volgt dat ook het (fiscale) motief voor de keuze van een belastingplichtige, op wie de renteaftrekbeperking dreigt te worden toegepast, relevant is voor de zakelijkheidstoets. De zakelijkheidstoets houdt niet in dat moet worden beoordeeld of een (zakelijke) rechtshandeling en daarmee samenhangende lening ook door een vennootschap zouden zijn aangegaan als zij niet de deelnemingsvrijstelling en renteaftrek zouden hebben geproduceerd. Bij een zakelijke rechtshandeling die op zakelijke wijze intern wordt gefinancierd, wordt de renteaftrek niet beperkt, net zo min als aftrek van rente op een banklening dan zou worden beperkt. Dat is niet anders wanneer de keuze voor de rechtshandelaar/debiteur fiscaal gedreven is, aldus de A-G. De A-G adviseert de Hoge Raad om de zaak te verwijzen voor nader onderzoek.
Meer informatie: Hoge Raad, 6 augustus 2015 (gepubliceerd op 4 september 2015), ECLI:NL:PHR:2015:1697
Geef een reactie