De Hoge Raad heeft op advies van A-G Niessen beslist dat een vergoeding voor psychische schade die een werknemer had geleden bij ontslag voldoende verband hield met de dienstbetrekking. Die vergoeding behoorde daarom tot het loon van die werknemer.
Tussen de desbetreffende werknemer en de fiscus was in geschil of de vergoeding die de werknemer van zijn werkgever had ontvangen kwalificeerde als belastbare loon. De werknemer stelde dat, nu de arbeidsovereenkomst al was ontbonden toen het mediationtraject van start ging, iedere andere, op een later moment van de werkgever verkregen vergoeding, niet (meer) uit dienstbetrekking kon worden genoten. De A-G van de Hoge Raad kon zich daar niet in vinden. Of sprake is van loon uit dienstbetrekking wordt volgens de A-G bepaald op basis van het causale verband met de dienstbetrekking, en niet naar gelang van de vraag of de bate een beloning vormt voor de door de werknemer verrichte arbeid. Van loon is dus – in beginsel – al sprake wanneer de betaling uit dienstbetrekking wordt genoten. Voor zover de werknemer het ontvangen bedrag beschouwt als vergoeding voor psychisch leed door de wijze waarop hij is ontslagen en voorafgaande aan het ontslag is behandeld, is sprake van psychisch leed dat voldoende verband houdt met de afwikkeling van een dienstbetrekking door onvrijwillig ontslag. Deze vergoeding behoorde daarom tot het loon van de werknemer. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie van de werknemer op advies van de A-G ongegrond.
Wet: artikel 10, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 6:106 BW
Meer informatie: Hoge Raad, 20 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3310
Geef een reactie