Een ondernemer kan ingeval de margeregeling in de voorafgaande schakels ten onrechte is toegepast, worden gevrijwaard van naheffing. Mits hij de nodige zorgvuldigheid heeft betracht om te voorkomen dat hij ook de regeling ten onrechte zou toepassen.
Op 26 augustus 2014 oordeelde Hof Arnhem-Leeuwarden dat een onjuiste toepassing van de margeregeling in de voorafgaande schakels in principe geen rol speelt bij daaropvolgende leveringen. Van dit beginsel mag echter worden afgeweken als sprake is van fraude. Volgens het hof kon een bv die handelde in gebruikte caravans uit de aan haar verstrekte informatie afleiden dat sprake was van fraude, en dus had de bv de margeregeling ten onrechte toegepast. Zie ‘Toepassing margeregeling geweigerd voor caravanhandelaar’. De bv ging in cassatie bij de Hoge Raad. De Hoge Raad stelde voorop dat de margeregeling niet kon worden toegepast, nu vaststond dat de goederen niet eerder waren geleverd door een niet-aftrekgerechtigde. De inspecteur kon daarom, ongeacht de wetenschap van de leverancier en/of afnemer over het niet vervuld zijn van de voorwaarden, het te weinig geheven belasting naheffen. Naheffing kon in dit geval niet achterwege blijven, want de bv had niet de nodige zorgvuldigheid betracht om te voorkomen dat zij zelf ook de margeregeling ten onrechte toepaste. De Hoge Raad verklaarde haar beroep in cassatie ongegrond.
Wet: artikel 28b, artikel 28c, artikel 28d, artikel 28e, artikel 28f, artikel 28g, artikel 28h en artikel 28i Wet op de omzetbelasting 1968 en artikel 4a Uitvoeringsbeschikking OB
Meer informatie: Hoge Raad, 16 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3075
Geef een reactie