Rechtbank Gelderland is het met Hof Amsterdam en Hof Arnhem-Leeuwarden eens dat een participant in een besloten scheepvaartfonds zijn participatie in dat fonds geruisloos kon inbrengen in een bv. Hij was met betrekking tot de participatie immers aan te merken als een ondernemer.
Op 12 maart 2015 oordeelde Hof Amsterdam dat een participant in een scheepvaartfonds zijn participatie geruisloos kon inbrengen in een bv. De fiscus had het verzoek van de man ten onrechte afgewezen. Volgens het hof was de participant aan te merken als een ondernemer. Zie ‘Participant in fonds kan IB-ondernemer zijn’. Het scheepvaartfonds vertoonde namelijk veel gelijkenis met een vof en dus waren de participanten als vennoten hoofdelijk verbonden en daarmee aansprakelijk voor de verbintenissen van het fonds. Hof Arnhem-Leeuwarden kwam op 21 juli 2015 op basis van dezelfde feiten als die aangevoerd in de procedure bij Hof Amsterdam tot dezelfde conclusie. Rechtbank Gelderland zag in wat de inspecteur in deze zaken had aangevoerd geen aanleiding voor een andersluidend oordeel. Ten tijde van de oprichting van het fonds was met betrekking tot de exploitatie van het desbetreffende schip immers sprake van een objectieve voordeelsverwachting en dus een bron van inkomen. De rechtbank verklaarde het beroep van de participant gegrond.
Wet: artikel 3.4 en artikel 3.65 van de Wet inkomstenbelasting 2001
Meer informatie: Rechtbank Gelderland, 22 oktober 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:6473
Geef een reactie