Een sociaal belang behartigende instelling (sbbi) kan een extra fictief bedrag aan loonkosten aftrekken. Daarvoor geldt als voorwaarde dat de winst hoofdzakelijk (70% of meer) moet zijn behaald met behulp van arbeid door vrijwilligers. Rechtbank Gelderland heeft geoordeeld dat dit hoofdzakelijkheidscriterium ziet op de hoeveelheid verrichte arbeid.
In de zaak voor de rechtbank had een kringloopwinkel in het jaar 2012 gebruik gemaakt van elf betaalde krachten en 34 vrijwilligers. Voor de fictieve aftrek is een vrijwilliger een natuurlijk persoon die gratis of tegen een loon, dat minstens 30% lager is dan een loon dat gebruikelijk is, in het economische verkeer arbeid verricht. De fictieve aftrek bedraagt overigens het verschil tussen het bedrag dat de sbbi zou moeten betalen als de vrijwilligersvergoeding gelijk was geweest aan het minimumloon en de werkelijke kosten.
Gewerkte uren als maatstaf
De rechtbank oordeelde dat voor het hoofdzakelijkheidscriterium men moest kijken naar de gewerkte uren. In dit geval hadden de betaalde krachten 13.896 uur gewerkt en de vrijwilligers 8.410 uur. De winst was dus maar voor 37,7% in plaats van de vereiste 70% behaald met vrijwilligerswerk. De kringloopwinkel mocht daarom geen fictief bedrag aan loonkosten aftrekken.
Wet: artikel 9, eerste lid, onderdeel h Wet Vpb 1969
Meer informatie: Rechtbank Gelderland, 27 oktober 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:6570
Geef een reactie