Hoewel een bv met ANBI was overeengekomen dat zij jaarlijks de winst gedeeltelijk zou uitkeren aan de ANBI, was geen aftrek van die bedragen mogelijk. De rechtbank was niet overtuigd dat de werkzaamheden van de bv (bijna) helemaal waren gericht op het verkrijgen van gelden voor de ANBI.
Het ging om een bv die zich richtte op ontwikkeling, aan- en verkoop van aspergerassen. Deze bv was met een ANBI overeengekomen dat zij haar winst uitkeerde aan deze stichting, voor zover de continuïteit van de onderneming van de bv niet in gevaar zou komen. Deze ANBI was certificaathouder in de bv. Als aan de voorwaarden werd voldaan, zouden de uitgekeerde bedragen in aftrek kunnen worden gebracht op de winst, op grond van artikel 9, 1, h Wet Vpb. Echter, in de drie aan de orde zijnde jaren werd een aanzienlijk deel van de winst niet uitgekeerd. De bv kon niet aannemelijk maken dat deze niet-uitgekeerde winsten noodzakelijk waren voor de continuïteit van de onderneming. De rechter vond daarom dat niet werd voldaan aan de voorwaarde dat de werkzaamheden van de bv (bijna) helemaal gericht waren op het verkrijgen van gelden die zouden worden uitgekeerd aan de ANBI. De bepaling in de statuten dat bij ontbinding en liquidatie een positief saldo uiteindelijk aan de ANBI zou worden uitgekeerd, hielp de bv ook niet aan de aftrek. Deze bepaling zei niets over de uitkering van winsten tijdens het bestaan van de bv. De inspecteur had de aftrek van de uitgekeerde winsten dan ook terecht geweigerd, zo oordeelde Rechtbank Zeeland-West-Brabant.
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22 januari 2015 (gepubliceerd op 18 februari 2015), ECLI:NL:RBZWB:2015:471
Geef een reactie