In de periode 2000-2011 zijn de opbrengsten van de vennootschapsbelasting met 26% teruggelopen. De cijfers over commerciële winsten van ondernemingen in Nederland laten echter een stijging van 16% zien. De staatssecretaris gaat bij antwoorden op Kamervragen in op dit verschil.
De oorzaak waardoor het beleidsmatige effect op de grondslag in 2011 negatief is, is gelegen in de zogenoemde regeling tijdelijke willekeurige afschrijving, aldus de staatssecretaris. Vanwege de economische crisis werd ondernemers toegestaan om in 2009, 2010 en 2011 de afschrijvingstermijn van nieuwe investeringen terug te brengen tot 2 jaar zodat zij in die jaren meer konden afschrijven dan volgens het reguliere afschrijvingsregime. Dit geeft een grondslagverlagend effect van € 10,3 miljard voor 2011.
Grondslag gestegen, maar opbrengsten gedaald
Er waren de afgelopen jaren ook andere negatieve effecten op de grondslag te bemerken, zoals herwaarderingen van effecten en andere activa. Tijdens een recessie waarderen ondernemers hun activa vaak af, omdat de waarde hiervan onder de historische kostprijs (of lagere boekwaarde) is gekomen. Aan de ander kant zijn er ook maatregelen genomen om de grondslag van de Vpb structureel te verbreden. Voorbeelden hiervan zijn de afschrijvingsbeperking voor onroerend goed, het vervallen van de aftrekbaarheid van de kapitaalsbelasting en de Vpb-plicht voor de Bank Nederlandse Gemeenten en de Nederlandse Waterschapsbank. Als met deze factoren rekening wordt gehouden is de grondslag voor de Vpb met € 10,3 miljard gestegen in de periode 2000-2011. Bij het gemiddelde tarief van 23,7% zou deze toename van de grondslag van € 10,3 miljard een toename van de Vpb-opbrengst van € 2,4 miljard betekenen. Door de tariefverlaging die in deze periode heeft plaatsgevonden en verschil tussen opbrengst naar jaar van ontvangst en naar belastingjaar hebben ertoe geleid dat de opbrengst niet met € 2,4 miljard is toegenomen maar met € 4,3 miljard is afgenomen.
Meer informatie: Analyse Vpb-opbrengsten 2000-2011
Geef een reactie