Bij vererving van een ‘eigen woning’, gaat de kwalificatie van eigen woning niet over op de erfgenaam. De overweging dat de woning in de toekomst als hoofdverblijf zal dienen, doet hier niets aan af.
Bij overlijden van een dame in 2010 erfde haar zoon haar (eigen) woning, waarop een hypotheek rustte van ruim € 90.000. Hij zette de woning te koop. In zijn aangifte inkomstenbelasting bracht hij hypotheekrente in aftrek voor zowel zijn eigen woning, als voor de woning die hij van zijn moeder had geërfd. De inspecteur liet de aftrek met betrekking tot de geërfde woning echter niet toe. Eerder al stelde Hof Den Haag dat enkel de verkrijging van een woning die voor erflater kwalificeerde als eigen woning, niet met zich brengt dat de woning ook voor de erfgenaam als eigen woning wordt aangemerkt. De erfgenaam maakte in deze zaak niet aannemelijk dat de geërfde woning uitsluitend bestemd was om als zijn hoofdverblijf te gaan dienen. Zijn eigen woning had nooit te koop gestaan en hij had daartoe ook geen actie ondernomen in de periode na het overlijden van zijn moeder. Verklaringen van de man en van mensen uit zijn omgeving dat hij overwoog de geërfde woning als toekomstig verblijf te beschouwen in verband met spanningen in zijn huwelijk, mochten ook niet baten. De betaalde hypotheekrente voor de geërfde woning was daarom niet aftrekbaar. Tenslotte probeerde de erfgenaam de aftrek nog te redden met het standpunt dat sprake zou zijn van ongelijke behandeling ten opzicht van eimand die een nieuw huis heeft gekocht, maar zijn oude woning nog niet van de hand heeft gedaan. Maar ook dit argument werd door het hof van tafel geveegd. De Hoge Raad verklaarde zijn beroep in cassatie ongegrond, zonder nadere motivering.
Wet: artikel 3.111 Wet IB 2001, artikel 81.1 RO
Meer informatie: Hoge Raad, 13 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:291
Geef een reactie