Er is geen sprake van een loonbetalingsverplichting, en dus geen dienstbetrekking, als geen vergoeding voor de arbeid is overeengekomen en nooit een dergelijke vergoeding is betaald. Dit geldt ook voor gevallen waarin de ‘werkgever’ een vergoeding krijgt van derden voor de arbeid die de werkers hebben verricht.
Een fondsenwervende stichting behartigde de belangen van een geloofsgemeenschap door tegen vergoeding projecten aan te nemen van grootwinkelbedrijven. Het ging om inventarisatie- en balanswerkzaamheden en schoonmaakwerk die feitelijk werden verricht door de leden van de geloofsgemeenschap. De leden konden zich via de website van de geloofsgemeenschap aanmelden voor de werkzaamheden. Ze kregen dan een vrijwilligerspas, waarop stond dat zij afstand hadden gedaan van iedere aanspraak op loon. Er werd dan ook geen beloning betaald: noch door de opdrachtgevers, noch door de stichting. De inspecteur stelde dat deze werkers in dienstbetrekking waren bij de stichting en dus kreeg de stichting een naheffingsaanslag opgelegd. Het hof besliste dat geen sprake was van een dienstbetrekking omdat geen loon was overeengekomen. Volgens het hof zagen de leden van de gemeenschap af van een aanspraak op loon en niet, zoals de inspecteur het zag, van loon waarop zij aanspraak konden maken. Het feit dat de werkers arbeid met een economische waarde verrichtten en de stichting voor die arbeid een vergoeding kreeg van derden, wilde nog niet zeggen dat de stichting zich tegenover de werkers had verplicht een vergoeding voor de arbeid te betalen. De naheffingsaanslag kon daarom niet in stand blijven.
Wet: artikel 10 Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 7:610 BW
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05 maart 2013 (publicatie 21 maart 2013), ECLI:NL:GHARL:2013:BZ5019
Geef een reactie