Als de inspecteur niet duidelijk kenbaar heeft gemaakt wat de hoogte van de jaarlijkse bijdragen uit het btw-compensatiefonds zijn, is er geen beroep mogelijk bij de belastingrechter. De belanghebbende moet dan naar de algemene bestuursrechter als hij het niet eens is met een terugvordering van de ontvangen bijdrage.
Na een boekenonderzoek bleek dat een gemeente in de jaren 2003-2007 te veel compensabele btw had ontvangen uit het btw-compensatiefond. Dit deelde de inspecteur mee in brieven, waartegen de gemeente in bezwaar en beroep ging. Beroep was volgens de Hoge Raad echter niet mogelijk bij de belastingrechter. In de Wet op het BTW-compensatiefonds is namelijk vereist dat aan de terugvordering van een bijdrage over een bepaald kalenderjaar een beschikking ten grondslag moet liggen. In die beschikking moet de hoogte van de bijdrage (tot een lager bedrag) over dat kalenderjaar worden vastgesteld. De rechtszekerheid vergt dat de inspecteur zo’n beschikking uitdrukkelijk kenbaar maakt. Dat was hier niet het geval geweest. In de brieven werd niet de hoogte van de bijdrage aan het btw-compensatiefond kenbaar gemaakt voor elk van de jaren. De brieven van de inspecteur waren dus geen voor bezwaar vatbare beschikkingen en de regels van de AWR konden niet worden toegepast. Deze besluiten vielen onder de rechtsmacht van de algemene bestuursrechter. De Hoge Raad vernietigde dan ook de hofuitspraak en wees de zaak terug naar Rechtbank Den Haag.
Wet: artikel 9, leden 4 en 7 Wet op het BTW-compensatiefonds
Meer informatie: Hoge Raad, 16 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:76
Geef een reactie