Een bespreking in februari van een jaar zegt nog niets over aan- of afwezigheid van een vervangingsvoornemen ultimo het jaar. Om te bewijzen dat er een vervangingsvoornemen is, moet de ondernemer met meer bewijs over de brug komen. Dit bevestigde Rechtbank Gelderland onlangs.
Wie stelt moet bewijzen. Een ondernemer die na de verkoop van onroerende zaken een herinvesteringsreserve vormde, moest aannemelijk maken dat er in de jaren daarna een herinvesteringsvoornemen bestond. Hierin slaagde hij niet, oordeelde de rechtbank. Een gespreksverslag van de toenmalige gemachtigde en een verklaring die zes jaar later was opgesteld, waren niet genoeg. Beide hadden betrekking op een bespreking in februari 2007. Zo’n bespreking kan geen uitsluitsel bieden over de vraag of er ultimo 2007 (nog) een vervangingsvoornemen bestond. Daar kwam nog bij dat de wil om te herinvesteren niet in de jaarstukken kenbaar was gemaakt. Bovendien was er geen verklaring overgelegd waarin de gevolgde gang van zaken in de jaarstukken van 2007 werd toegelicht. Te weinig aanknopingspunten dus om het herinvesteringsvoornemen ultimo 2007 aannemelijk te maken. Omdat er ook in de aangifte 2007 niets vermeld stond over de mogelijke vorming van een herinvesteringsreserve, liet de rechtbank de opgelegde vergrijpboete van 25% in stand.
Meer informatie: Rechtbank Gelderland, 27 januari 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:416
Geef een reactie