De inspecteur mag een werknemer met een auto van de zaak geen maximale verzuimboete opleggen voor het indienen van een onjuiste rittenregistratie, als deze werknemer eerder had laten weten geen rittenregistratie bij te houden. In dat geval bedraagt de verzuimboete hoogstens 80% van het maximum.
Als te weinig loonbelasting wordt afgedragen omdat de aangifte door een verzuim niet (geheel) juist is, kan de Belastingdienst een verzuimboete opleggen van maximaal € 5.278 (bedrag 2015). Vaak zal de werkelijke boete een stuk lager zijn. Zo is het beleid dat de fiscus een verzuimboete oplegt van 80% van het maximum als een bijtelling wegens privégebruik van de auto van de zaak ten onrechte achterwege is gebleven. In een zaak voor Rechtbank Noord-Nederland kreeg een werknemer echter in eerste instantie de maximale boete opgelegd. De man had een ‘Verklaring geen privégebruik’ aangevraagd. Ter controle moest hij een formulier invullen. Hierin gaf hij aan geen rittenregistratie bij te houden. De inspecteur stond echter op deze registratie, waarop de werknemer alsnog een rittenregistratie opstuurde. Hierbij gaf hij al aan dat deze achteraf was opgesteld en hiaten bevatte. De Belastingdienst verwierp deze rittenregistratie en legde de werknemer een boete op ter grootte van het wettelijk maximum (toen € 4.920). Dit was onjuist, zo oordeelde de rechtbank. De rittenadministratie voldeed niet, maar de werknemer had van tevoren aangegeven dat hij geen administratie had bijgehouden. Hij moest er achteraf maar het beste van maken. De rechtbank vond niet dat de Belastingdienst de werknemer een boete mocht opleggen voor het indienen van een onjuiste rittenregistratie. De boete mocht in beginsel wel € 3.936 (80% van het maximum) bedragen omdat ten onrechte geen bijtelling had plaatsgevonden. De inspecteur had echter verklaard dat hij een boete van € 1.230 (25% van het maximum) zou hebben opgelegd als de werknemer geen rittenregistratie had overlegd. De rechtbank matigde daarom de boete tot € 1.230.
Wet: artikel 67 AWR
Besluit: paragraaf 24 BBBB
Meer informatie: Rechtbank Noord-Nederland, 18 december 2014 (gepubliceerd 26 januari 2015), ECLI:NL:RBNNE:2014:6741
Geef een reactie