Een holding voldoet btw over de verwerving van kapitalen voor de financiering van deelnemingen in dochterondernemingen die opgericht zijn in de vorm van personenvennootschappen. Daarnaast verricht de holding btw belaste diensten voor deze dochters. Kan deze holding de btw voldaan over deze kosten als voorbelasting aftrekken?
Het Europese Hof heeft naar aanleiding van prejudiciële vragen van de Duitse Belastingdienst beslist dat de kosten die een holding heeft gemaakt, in verband met de verwerving en beheer van deelnemingen in dochterondernemingen, deel uitmaken van haar algemene kosten. Aangezien zo’n holding een economische activiteit uitoefent mag zij de over die kosten voldane btw volledig aftrekken, tenzij bepaalde in een later stadium verrichte economische handelingen vrijgesteld zijn van btw. Heeft de holding kosten gemaakt voor de verwerving van deelnemingen in dochterondernemingen en zij beheert slechts een deel van deze dochterondernemingen? Dan maken die kosten slechts gedeeltelijk deel uit van de algemene kosten, zodat enkel de btw die is voldaan over kosten die inherent zijn aan de economische activiteit aftrekbaar zijn. Welk gedeelte van de totale kosten inherent is aan de economische activiteit, wordt bepaald aan de hand van verdeelcriteria die worden vastgelegd door de lidstaten.
Fiscale eenheid btw
Verder oordeelde het Europese Hof dat artikel 4, lid 4, tweede alinea, van de Zesde richtlijn zich verzet tegen een nationale regeling volgens welke alleen rechtspersonen – en dus geen personenvennootschappen – opgenomen kunnen worden in een fiscale eenheid voor de omzetbelasting. Hetzelfde geldt voor een nationale wetgeving die als voorwaarde stelt dat die rechtspersoon financieel, economisch en organisatorisch‚ is geïntegreerd in de onderneming van het overkoepelend orgaan. Volgens het Hof kunnen belastingplichtigen zich niet tegenover hun lidstaat op deze bepaling beroepen als de nationale wetgeving niet verenigbaar is met die bepaling en evenmin in overeenstemming ermee kan worden uitgelegd.
Wet: artikel 4 en artikel 17 van de Zesde Btw-richtlijn
Meer informatie: Hof van Justitie van de Europese Unie, 16 juli 2015, C 108/14 en C 109/14
Geef een reactie