Een lid van een stembureau dat voor zijn werkzaamheden op de verkiezingsdag een vergoeding ontving van € 150, moest hierover inkomstenbelasting betalen. Er was geen sprake van een vrijwilligersvergoeding, oordeelde Hof Amsterdam.
Gemeenten kunnen leden van een stembureau een vergoeding geven: presentiegeld. De hoogte hiervan is niet wettelijk geregeld en verschilt per gemeente. Het gaat om een bruto vergoeding, waarover de ontvanger in principe inkomstenbelasting is verschuldigd. Uitzondering geldt echter als de vergoeding voldoet aan de criteria voor een vrijwilligersvergoeding. Of dit het geval was, was in geschil in een zaak waarin een man op de verkiezingsdag als lid aanwezig moest zijn op het stembureau en na afloop moest meehelpen stemmen tellen. Voor die ene dag ontving hij een vergoeding van € 150. Het hof oordeelde dat deze vergoeding geen onbelaste vrijwilligersvergoeding was. Een vergoeding van € 150 wijkt zozeer af van wat is te beschouwen als een forfaitaire kostenvergoeding en een kleine vergoeding voor de inzet, dat deze niet als een onbelaste vrijwilligerswerkvergoeding kan worden beschouwd. De vergoeding moest worden belast als resultaat uit overige werkzaamheden.
Het hof merkte in deze zaak ook nog op dat de uurvergoeding van € 4,50 per uur die in de wetsgeschiedenis is genoemd, als ‘safe harbour’ is bedoeld. Als de uurvergoeding hoger ligt, hoeft niet altijd sprake te zijn van een marktconforme beloning. Het is aan belanghebbende om dat aannemelijk te maken.
Wet: Artikel 3.96, aanhef en onderdeel c Wet IB 2001
Meer informatie: Gerechtshof Amsterdam, 23 april 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:1479
Geef een reactie