Het Hof van Justitie van de EU heeft geoordeeld dat de levering van water, elektriciteit en verwarming (nutsvoorzieningen) door een verhuurder van onroerend goed in beginsel prestaties zijn die niet behoren tot de verhuurdienst. Het zelfde geldt voor het ophalen van afval van huurders. Overigens sluit het Hof niet uit dat er uitzonderingen zijn op dit principe.
Het Hof moest twee prejudiciële vragen van de Poolse belastingrechter beantwoorden. De eerste vraag zag op de situatie waarin een verhuurder van onroerende zaken een overeenkomst sluit met een derde voor de levering van nutsvoorzieningen aan en het ophalen van afval van de huurder. Daarbij wentelt de verhuurder de kosten die voortvloeien uit deze overeenkomst af op de huurder. De eerste prejudiciële vraag was of in zo’n situatie de verhuurder fiscaal gezien de nutsvoorzieningen levert en de afvalophaal diensten verleent aan de huurder. Het Hof bevestigde dat dit het geval was.
Invloed op eigen gebruik
De tweede vraag luidde of de door de verhuurder geleverde prestaties op het gebied van nutsvoorzieningen en afval ophalen ondergeschikt waren aan de verhuur van panden of dat het gaat om afzonderlijke prestaties. Het Hof oordeelde dat het in beginsel gaat om afzonderlijke prestaties. Het is echter mogelijk dat de prestaties zo nauw met elkaar zijn verweven dat zij één ondeelbare economische prestatie vormen, waarvan splitsing kunstmatig zou zijn. Als de huurders zelf hun verbruik van de nutsvoorzieningen kunnen bepalen, is splitsing goed mogelijk. Dit doet zich bijvoorbeeld voor als er individuele meters zijn geïnstalleerd en het werkelijk verbruik de basis voor de facturatie vormt. Het ophalen van afval is duidelijk een afzonderlijke prestatie als de huurder zelf een dienstverlener kan kiezen of met hem een overeenkomst kan afsluiten. De huurder hoeft niet daadwerkelijk gebruik te maken van deze mogelijkheid.
Gevolgen uitspraak
Omdat de levering van nutsvoorzieningen en het ophalen van afval in beginsel prestaties zijn die los staan van de verhuur van onroerend goed, vallen zij niet automatisch onder hetzelfde belastingregime van de verhuur. Dit is ook van belang voor Nederland, omdat hier in beginsel de verhuur van onroerende zaken is vrijgesteld en de levering van nutsvoorzieningen en het ophalen van afval niet.
Wet: artikelen 3, zevende lid en 11, eerste lid, onderdeel b Wet OB 1968
Meer informatie: Hof van Justitie van de EU, 16 april 2015, C-42/14
Geef een reactie