In een recente zaak heeft de Hoge Raad opnieuw geoordeeld dat de forfaitaire waardering van verhuurde woningen in box 3 wellicht in strijd is met het EVRM.
Al eerder oordeelde de Hoge Raad dat de fiscus waarderingsforfaits buiten beschouwing moet laten als anders de box 3-waardering van verhuurde woningen 10% of meer zou afwijken van de werkelijke waarde in het economische verkeer. Zie voor deze zaak ‘Leegwaarderatio soms onverbindend’. Is de afwijking onder toepassing van de waarderingsforfaits te groot, dan moet men dus de waarde in het economische verkeer van de verhuurde woning op de waardepeildatum nemen. In een andere zaak (zie: ‘Structureel verliesgevende verhuur? Geen leegwaarderatio!’) vond Hof Den Haag dat de combinatie van WOZ-waarde en leegwaarderatio leidde tot een buitensporige last voor een verhuurder die zijn verhuurcontract nauwelijks mocht aanpassen. Volgens de Hoge Raad had het hof echter eerst een oordeel moeten geven over de waarde van de desbetreffende woning voor de box 3-heffing. Pas daarna had het hof de daaruit volgende belastingheffing moeten toetsen aan de Europese mensenrechten. Natuurlijk had het hof dit niet kunnen doen met inachtneming van de arresten die pas later tot stand kwamen. Daarom verwees de Hoge Raad de zaak door naar Hof Arnhem-Leeuwarden om de zaak verder af te handelen. Daarbij moet dit hof de recente arresten in acht nemen.
Wet: artikel 5.20, derde lid IB 2001
Besluit: artikel 17a Uitv.besl. IB 2001
Meer informatie: Hoge Raad, 24 april 2015 (gepubliceerd 1 mei 2015), ECLI:NL:HR:2015:1171
Geef een reactie