Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft beslist dat ook een gehuwde mantelzorger in aanmerking komt voor de verhoogde vrijstelling (ook bekend als de mantelzorgvrijstelling) van ruim zes ton in de erfbelasting.
De eis dat de erflater ongehuwd moet zijn, bewerkstelligt dat in een situatie van mantelzorg er geen twee verkrijgers zijn die allebei een beroep kunnen doen op de mantelzorgvrijstelling. De eis dat de mantelzorger ongehuwd moet zijn, vervult volgens de rechtbank echter geen enkele functie. De burgerlijke staat van de mantelzorger kan immers niet ertoe leiden dat de mantelzorgvrijstelling twee keer wordt verleend in de nalatenschap van de erflater. Ook doel en strekking van de mantelzorgvrijstelling of van de partnerregeling verklaren niet waarom de mantelzorger ongehuwd moet zijn. De gehuwde en ongehuwde mantelzorger vormen in dit opzicht gelijke gevallen. Voor deze ongelijke behandeling van gelijke gevallen bestaat volgens rechtbank geen enkele rechtvaardiging. Er is derhalve sprake van strijdigheid met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Wet: artikel 1a, Successiewet 1956 en artikel 32, eerste en vierde lid, onderdeel a, Successiewet 1956
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2 juli 2015 (gepubliceerd op 21 augustus 2015), ECLI:NL:RBZWB:2015:4443
Geef een reactie