Belastingrechter acht ook verlenging van de crisisheffing niet in strijd met het in artikel 1 EP neergelegde vertrouwens of rechtszekerheidsbeginsel.
Rechtbank Den Haag zag geen aanleiding een beslissing over de verlenging van de crisisheffing in 2014 uit te stellen totdat de Hoge Raad had beslist over de in 2013 nieuw ingevoerde pseudo-eindheffing hoge lonen (crisisheffing). Eiseres, een chemische groothandel, had dat gevraagd. Het algemeen procesbelang van een spoedige procedure prevaleerde echter volgens de rechtbank.
Inhoudelijk voerde eiseres vrijwel dezelfde argumenten aan als bij haar procedure bij Hof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2014:4131). Onder verwijzing naar die uitspraak van het Hof oordeelt de rechtbank dat, blijkens de wetsgeschiedenis, er bij het besluit de crisisheffing te verlengen opnieuw een uitvoerige belangenafweging is geweest. De rechtbank acht het oordeel van de wetgever niet van redelijke grond ontbloot. Dat eerder is gezegd dat de crisisheffing eenmalig zou zijn maakt dat niet anders.
Wet: artikel 32bd Wet LB 1964 (2014), artikel 1 EP EVRM
Meer informatie: Rechtbank Den Haag 6 juli 2015 (gepubliceerd 5 augustus 2015), ECLI:NL:RBDHA:2015:8239
Geef een reactie