Een nettoloonafspraak kan voldoende zijn voor verrekening van loonheffing. De vraag of afdracht door de opdrachtgever daadwerkelijk heeft plaatsgevonden kan opzij worden geschoven als de belanghebbende aan kan tonen dat hij te goeder trouw was, zo oordeelt Hof Den Bosch.
In deze zaak ging het om een artiest die met zijn opdrachtgevers nettoloonafspraken maakte waaruit bleek dat de opdrachtgevers zorg zouden dragen voor afdracht van loonheffingen. In 2009 had de artiest 63 opdrachtgevers, maar hij ontving – ondanks herhaaldelijke verzoeken – slechts 24 jaaropgaven. Toch gaf hij op zijn aangifte IB/PVV over 2009 bijna € 7500 aan loonheffingen op; € 4000 meer dan uit de jaaropgaven was op te maken. De inspecteur corrigeerde dit naar het daadwerkelijk aan loonheffingen afgedragen bedrag, iets meer dan € 4000. De artiest ging in beroep omdat hij meende recht te hebben op verrekening van de loonheffing die contractueel ingehouden en afgedragen had moeten worden, maar niet had plaatsgevonden.
Volgens het Hof was deze stelling verdedigbaar als er te goeder trouw vanuit kon worden gegaan dat de loonheffing in werd houden. Uit de administratie van de artiest bleek dat opdrachtgevers in het verleden niet altijd een jaaropgave hadden verstrekt, maar dat elk van hen wel minimaal één keer een jaaropgave had aangeleverd. De artiest hoefde volgens het hof niet aan te nemen dat het ontbreken van jaaropgaven zou betekenen dat de opdrachtgevers in de toekomst geen loonheffing zouden inhouden. Hij werd dan ook door het hof in het gelijk gesteld en mocht de ten onrechte niet ingehouden loonheffing als voorheffing op de inkomstenbelasting in aanmerking nemen.
Meer informatie: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 09 juli 2015 (publicatie 31 juli 2015), ECLI:NL:GHSHE:2015:2575
Geef een reactie