Er is sprake van inhouding van loonheffing als een later op aangifte af te dragen bedrag aan loonheffingen wordt afgezonderd van het overeengekomen brutoloon. Wordt een bedrag ter grootte van het totale loon overgemaakt naar de Belastingdienst, dan is geen sprake van afzondering en dus evenmin van inhouding.
Deze situatie deed zich voor in een zaak voor de Hoge Raad. Een Belgische vennootschap, een bvba, had rond december 2010 en januari 2011 voor in totaal € 120.000 overgemaakt aan de Nederlandse fiscus. Dit bedrag kwam overeen met het jaarsalaris over 2010 van de Belgische dga van de bvba. Eind 2011 stortte de ontvanger het bedrag terug op rekening van de bv. De dga maakte bezwaar tegen de inhouding van loonheffingen en tegen het feit dat de fiscus het bedrag had teruggegeven aan de bvba in plaats van aan hemzelf. Hij wilde dat de fiscus hem alsnog het bedrag vergoedde. Maar de Hoge Raad oordeelde dat dit bezwaar niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard. De bvba had in werkelijkheid geen loonheffing afgedragen, maar een zo hoog mogelijk bedrag overgemaakt om het risico op naheffing zo klein mogelijk te maken. De eventuele werkelijke verschuldigdheid van de betaling speelde hier nauwelijks een rol. Het bedrag was daarom terecht terugbetaald aan de bvba.
Wet: artikel 27, eerste lid Wet LB 1964
Meer informatie: Hoge Raad, 22 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1261
Geef een reactie