Hof Arnhem-Leeuwarden heeft beslist dat een belang van € 694 niet te gering is om aanspraak te maken op een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Ook in dat geval kan namelijk spanning en frustratie ontstaan.
In deze zaak was het de vraag of een man recht had op een vergoeding van de in bezwaar gemaakte proceskosten en een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De inspecteur kwam tegemoet aan het bezwaar van de man tegen een aangifte BPM ter zake van de registratie van een personenauto in het Nederlandse kentekenregister. Hij kende de man op basis van de forfaitaire normen van het Besluit proceskosten bestuursrecht een proceskostenvergoeding toe van € 54,50. Hij hield bij de berekening van deze vergoeding rekening met het feit dat de gemachtigde van de man in een periode van anderhalf jaar een paar honderd bezwaarschriften had ingediend in soortgelijke zaken. Volgens het hof had de inspecteur terecht een matiging vanwege samenhang in de materie als bijzondere omstandigheid toegepast. De omstandigheid dat de man er niet van op de hoogte was dat de gemachtigde voor een groot aantal andere personen een soortgelijke procedure voerde, maakte dit niet anders. Het hof kon zich echter niet vinden in de stelling van de inspecteur dat het belang van € 694 te gering was om spanning en frustratie te laten ontstaan en dat om die reden van vergoeding moest worden afgezien. Nu na de indiening van het bezwaar tot de uitspraak van de rechtbank meer dan twee jaar was verstreken, had de man gewoon recht op vergoeding van immateriële schade.
Wet: artikel 7:15 Algemene wet bestuursrecht 1992
Meer informatie: Hof Arnhem-Leeuwarden, 12 mei 2015 (gepubliceerd op 18 mei 2015), ECLI:NL:GHARL:2015:3361
Geef een reactie