Rechtbank Noord-Holland heeft geoordeeld dat de fiscus de aftrek van btw over aan het personeel verstrekte maaltijden mag beperken. Daarbij maakt het niet uit of de maaltijden een zakelijk karakter hebben of niet.
Een internationaal opererend kantoor met advocaten, notarissen en fiscalisten had een procedure aangespannen bij de rechtbank. Dit kantoor verplichtte zijn werknemers om tijdens lunchtijd vaktechnisch overleg te houden en om cursussen vanwege permanente educatie te volgen. Tijdens het overleg en de cursussen verstrekte de werkgever eenvoudige maaltijden aan zijn werknemers. De werkgever wilde de btw op deze maaltijden aftrekken. Het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 (BUA) stond daaraan in de weg. Dit besluit sluit namelijk in eerste instantie de aftrek van voorbelasting over spijzen en dranken die aan het personeel worden verstrekt gedeeltelijk uit. Hierdoor moet de werkgever een correctie toepassen van in beginsel 6% over het verschil tussen het bedrag dat hij de werknemers in rekening brengt en 125% van de aanschaffingskosten van spijzen en dranken exclusief btw. Overigens kan dit anders zijn als totale verstrekkingen aan per werknemer niet meer dan € 227 bedragen. De rechtbank vond niet dat de regeling van het BUA in strijd is met het Europees recht. De btw-richtlijn staat toe dat een lidstaat de btw-aftrek over het verstrekken van spijzen en dranken aan personeel uitsluit. De wetgever hoeft daarbij geen onderscheid te maken tussen een zakelijke of persoonlijke aard van de verstrekkingen.
Wet: artikelen 16, eerste lid en 16a Wet OB 1968
Besluit: artikelen 1, eerste lid, onderdeel c en derde lid, onderdeel a en 3 BUA 1968
Meer informatie: Rechtbank Noord-Holland, 23 januari 2015 (gepubliceerd 18 mei 2015), ECLI:NL:RBNHO:2015:243
Geef een reactie