Wie een algemeenheid van goederen overneemt zodat geen btw is verschuldigd, treedt in de positie van de overdrager. Dit geldt ook ten aanzien van gemaakte afspraken met de fiscus over de btw-aspecten. Het gevolg is dat men de verkregen onroerende zaak niet zo maar anders kan indelen om zo een vrijstelling van overdrachtsbelasting te verhogen.
In een zaak voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant had een vennootschap die was opgericht naar Duits recht wel geprobeerd om de vrijstelling van overdrachtsbelasting te verhogen. Zij had voor € 215,1 miljoen een voortdurend erfpachtrecht en een zelfstandig voortdurend opstalrecht verkregen. Het erfpachtrecht betrof percelen met daarop een kantoorgebouw en het opstalrecht zag op percelen met een parkeerplaats. De verkoper was een bv die met de Belastingdienst afspraken had gemaakt over de toepassing van een ‘verdieping aanpak’ voor het complex. Deze afspraak hield in dat de ingebruikname en herziening voor de btw per etage werden bepaald. Hierdoor gold bij de verkoop aan de vennootschap voor de vierde etage, die minder dan twee jaar geleden voor het eerst in gebruik was genomen, een vrijstelling van overdrachtsbelasting. De vennootschap wilde echter de derde en vijfde etage verder onderverdelen in units. Voor sommige van deze units hoopte zij ook de vrijstelling van overdrachtsbelasting te mogen toepassen. Maar dit was niet mogelijk. De vennootschap had een algemeenheid van goederen overgenomen en was daarmee in de plaats getreden van de verkoper. De gemaakte afspraken golden dus ook voor de vennootschap. Zij mocht de etages niet verder opdelen in afzonderlijke eenheden.
Wet: artikelen 11, eerste lid, onderdeel a sub 1° en 37d Wet OB 1968 en artikelen 11, eerste lid en 15, eerste lid, onderdeel a WBR 1970
Beschikking: artikel 8, eerste lid Uitv.besch. OB 1968
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 9 april 2015 (gepubliceerd 1 mei 2015), ECLI:NL:RBZWB:2015:1782
Geef een reactie