Als een dga gelden ontvangt van een stichting, die een deel van de omzet van een bv van die dga heeft ontvangen, zal de fiscus gauw stellen dat de dga resultaat uit overige werkzaamheden heeft gehaald. Ook is dan de vereiste aangifte niet gedaan.
Een ingenieur was gespecialiseerd in het ontwikkelen van software. Hij was dga van twee bv’s. In 2008 heeft hij een contract gesloten ter waarde van € 309.000, voor het ontwikkelen van software. De facturen aan de opdrachtgever stonden op naam van één van de bv’s. De bedragen werden echter overgemaakt naar een stichting. Na het doen van een boekenonderzoek, legde de inspecteur navorderingsaanslagen met 50% vergrijpboete op. Uit boekenonderzoek bleek dat de dga bedragen had ontvangen van zijn twee bv’s en van de stichting.
Aangezien de dga voor de jaren 2009 en 2010 niet tijdig aangifte had gedaan, kon de inspecteur succesvol de bewijslast omkeren. De rechtbank besliste dat de geschatte aanslagen van de inspecteur berustten op een redelijke schatting, de dga had de bedragen immers daadwerkelijk ontvangen. De ingenieur probeerde aannemelijk te maken dat de ontvangen bedragen als schenkingen en lening moeten worden gezien. De rechtbank oordeelde dat hij dit niet aannemelijk had gemaakt.
Matiging vergrijpboete
Nu vaststond dat de dga geen aangifte had gedaan, kon de inspecteur een vergrijpboete opleggen van maximaal 100% als hij aantoonde dat sprake was van opzet of grove schuld. De rechtbank oordeelde dat hier sprake was van (voorwaardelijke) opzet. De inspecteur heeft tijdens de zitting het standpunt ingenomen dat de boetes gematigd moesten worden tot € 500 per navorderingsaanslag, vanwege de financiële situatie. De rechtbank volgt de inspecteur, en matigt de boetes tot € 500.
Wet: artikel 3.94 Wet IB
Meer informatie: Rechtbank Zeeland- West-Brabant, 9 april 2015 (gepubliceerd op 8 mei 2015), ECLI:NL:RBZWB:2015:1990
Geef een reactie