Heeft de dga een nettoloon uitbetaald gekregen zonder dat de B.V. het verschil tussen het brutoloon en het nettoloon als loonheffingen heeft afgedragen aan de Belastingdienst? Dan moet volgens de A-G de inspecteur aannemelijk maken dat de dga voornoemd verschil als inkomen heeft genoten. Met een commentaar van mr. Laura Jentink.
Een dga had met zijn B.V. voor de periode 2006 tot en met 2010 een jaarlijks brutoloon afgesproken van € 99.000. Het hiermee corresponderende nettoloon had de B.V. in die jaren aan de dga uitbetaald. De B.V. had echter niet de verschuldigde loonheffingen afgedragen. Bij zijn aangifte inkomstenbelasting voor die jaren verrekende de dga de niet afgedragen loonheffingen wel met zijn verschuldigde inkomstenbelasting. De dga had ook nog een behoorlijke schuld in rekening-courant aan de B.V.
Synoniemen
In geschil is of de dga het bedrag van de niet ingehouden loonheffingen als loon heeft genoten. Hierover heeft de Hoge Raad in dit geschil geoordeeld dat de Belastingdienst het bedrag aan niet ingehouden loonheffingen niet in de inkomstenbelasting kan betrekken, tenzij de werknemer dit bedrag op de een of andere manier heeft genoten. De inspecteur moet aannemelijk maken dat de dga de niet ingehouden loonheffingen heeft genoten. Na verwijzing oordeelde het verwijzingshof voor de jaren 2006 en 2007 dat de dga dit loon wel had genoten en wel door verrekening van de rekening-courantschuld. Per 1 januari 2008 had de dga per saldo een vordering in rekening-courant, zodat voor de jaren 2008 tot en met 2010 het hof oordeelde dat de dga het verschil tussen het brutoloon en de uitbetaalde bedragen niet had genoten. Deze zaak ligt thans opnieuw bij de Hoge Raad.
A-G Niessen heeft conclusie genomen en de Hoge Raad geadviseerd het ingestelde cassatieberoep gegrond te verklaren. De A-G komt na een afweging tot het oordeel dat het begrip inbaar en betaalbaar synoniemen zijn. Volgens de A-G heeft het hof een onjuiste beslissing gegeven door te oordelen dat de dga zijn loonvordering kan verrekenen met zijn schuld in rekening-courant. De bevoegdheid tot verrekenen ligt namelijk niet bij de dga, maar bij zijn B.V. Bovendien kan die B.V. als werkgever slechts in uitzonderlijke gevallen tot verrekening van een loonschuld overgaan. Die gevallen doen zich hier niet voor. De conclusie is dat het verschil tussen het brutoloon en het nettoloon niet ‘vorderbaar en inbaar’ is in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001. Dit verschil is niet genoten door de dga.
Commentaar
Loon moet op het genietingsmoment in de heffing worden betrokken. Dat is het moment waarop dat loon wordt betaald, verrekend, ter beschikking wordt gesteld, rentedragend wordt of vorderbaar en inbaar is. Uit deze procedure blijkt dat verrekening van een loonbestanddeel ook van belang kan zijn bij de beoordeling of loon inbaar is en dat het de werkgever is die in de hand heeft of loon wordt verrekend.
Wet: art. 3.146 Wet IB 2001 en art.6:127 en 7:632 BW
Meer informatie: Parket bij de Hoge Raad 14 december 2018 (gepubliceerd op 15 februari 2019), ECLI:NL:PHR:2018:1381
Geef een reactie