De terugbetaling van het persoonsgebonden budget voor zover deze al aan het betreffende jaar kan worden toegerekend, is geen terugbetalingsverplichting van de belastingplichtige zelf. De betaling aan het Zorgkantoor kan dan ook niet in aftrek worden gebracht.
Een moeder verzorgde, verpleegde en begeleidde haar zoon. Deze zoon leed aan autisme en had een verstandelijke beperking. De zoon woonde bij de vrouw in en kreeg een persoonsgebonden budget (PGB). In 2013 ontving de zoon € 48.315 PGB. De vrouw kreeg hieruit € 38.570. Dit bedrag gaf zij aan als resultaat uit overige werkzaamheden en bracht daarop kosten in mindering. Tot die kosten behoorde ook een bedrag dat de zoon ten onrechte als PGB had ontvangen. Dit bedrag betaalde de moeder in september 2014 terug aan het Zorgkantoor. In geschil bij Hof Den Bosch is de aftrekbaarheid van het terugbetaalde bedrag aan PGB. Hof Den Bosch oordeelt dat de terugbetaling door de moeder niet is aan te merken als een terugbetalingsverplichting van haar zelf en daarom komt de terugbetaling niet op haar inkomen in mindering. Bovendien is het de vraag of de betaling wel aan 2013 kan worden toegerekend. Daar komt nog bij dat de vrouw niet inzichtelijk heeft gemaakt welke posten tot welke bedragen door het Zorgkantoor niet zijn goedgekeurd en de reden van weigering van die goedkeuring. De vrouw maakt daarmee volgens het hof ook niet aannemelijk dat zij met de betaling een uitgave heeft gedaan in het kader van de door haar verrichte werkzaamheden als zorgverlener voor haar zoon.
Meer informatie: Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 12 april 2019 (gepubliceerd 20 juni 2019), ECLI:NL:GHSHE:2019:1442
Geef een reactie