Het Hof van Justitie van de EU heeft geoordeeld dat de Belgische wet ten onrechte onderscheid maakt voor toepassing van de btw-vrijstelling. Dit onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds beoefenaars van een door de wetgeving geregeld (para)medisch beroep en een niet wettelijk geregeld medisch of paramedisch beroep. Voor de eerste groep geldt een vrijstelling, voor de tweede groep niet.
Een aantal chiropractors, osteopaten, plastisch chirurgen en beroepsverenigingen had bij de Belgische rechter beroep ingesteld. Deze heeft prejudiciële vragen gesteld aan het Hof. In België zijn de diensten van bepaalde medici vrijgesteld als het beroep wettelijk is geregeld. Chiropractors en osteopaten zijn in België niet wettelijk gereglementeerd en kunnen daarom nooit een beroep doen op de vrijstelling. Verder maakt de Belgische wetgeving nog onderscheid bij verstrekking van geneesmiddelen en hulpmiddelen. Vindt de verstrekking plaats naar aanleiding van een ingreep of behandeling met een therapeutisch karakter? Dan is het verlaagde tarief van toepassing. Bij de verstrekking vanwege een esthetisch behandeling is het reguliere btw-tarief van toepassing. Het Hof moest een oordeel geven of de Belgische wetgeving met betrekking tot bovenstaande punten in strijd is met de btw-Richtlijn.
Onterecht onderscheid wettelijke reglementering
Het Hof oordeelt dat de Belgische wetgeving ten onrechte een onderscheid maakt voor toepassing van de vrijstelling btw tussen diensten van beoefenaars van een door de Belgische wetgever geregeld (para)medisch beroep (vrijgesteld) en gereglementeerd beroep (niet vrijgesteld). Het gaat om de dienst die wordt verricht, niet of het al dan niet wettelijk is gereglementeerd.
Onderscheid in therapeutisch en esthetisch karakter
De Belgische wetgeving maakt voorts nog onderscheid tussen geneesmiddelen en hulpmiddelen die worden verstrekt vanwege een ingreep of behandeling met een therapeutisch karakter. Voor deze genees- of hulpmiddelen geldt het lage tarief. Voor genees- of hulpmiddelen die worden verstrekt vanwege een behandeling met een louter esthetisch karakter, geldt het algemene tarief omzetbelasting. Het Hof is van oordeel dat België dit onderscheid op grond van de Europese btw-richtlijn mag maken.
Nederlandse wet: art. 9 en 11 lid 1 onderdeel g Wet OB 1968
BTW-richtlijn 2006/112: art. 98 en 132 lid 1 onder c)
Meer informatie: HvJ EU 27 juni 2019, Zaak C 597/17, ECLI:EU:C:2019:544
Geef een reactie