Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde onlangs dat de overgangsregeling bij de nieuwe Regeling Wet financiering sociale verzekeringen per 25 mei 2017 discriminerend is. De staatssecretaris heeft nu bekendgemaakt het cassatieberoep tegen dit oordeel in te trekken.
Een uitzendbureau was aanvankelijk ingedeeld in sector 44 (zakelijke dienstverlening). In mei 2017 vond er een juridische splitsing plaats van de vennootschap en ontstonden twee nieuwe vennootschappen. Een van de nieuwe vennootschappen (B.V. A) nam het bestaande personeelsbestand over en wikkelde oude contracten af. De bedoeling was dat deze B.V. uiteindelijk zou worden ontbonden. De andere B.V. (B.V. B) is door de Belastingdienst ingedeeld in sector 52 en maakte bezwaar tegen deze indeling. Vast staat volgens Hof Arnhem-Leeuwarden dat B.V. B vanaf 25 mei 2017 ingedeeld zou moeten worden in sector 52 (uitzendbureaus) en bij indeling voor 25 mei 2017 in sector 44.
Rechtvaardigingsgrond
In geschil bij het hof is of toepassing van het overgangsrecht sprake is van gelijke gevallen die ongelijk worden behandeld. Bij ongelijke behandeling is vervolgens de vraag of hiervoor een rechtvaardigingsgrond bestaat. Volgens het hof zou het voor de hand hebben gelegen dat voor bestaande uitzendbureaus uiteindelijk ook sectorindeling 52 zou gaan gelden en het oneigenlijke gebruik van de andere sectoren beëindigd zou gaan worden. Dat is niet gebeurd en is er in feite sprake van een onbeperkt overgangsrecht. Onduidelijk is wanneer ook oudere uitzendbureaus in sector 52 worden ingedeeld. Er is geen rechtvaardiging voor het in wezen onbeperkte overgangsrecht. Het hof oordeelt dat de nieuwe Regeling Wet financiering sociale verzekeringen buiten toepassing gelaten moet worden en voor B.V. B ook indeling in sector 44 moet gelden.
Intrekking cassatieberoep
De staatssecretaris stelde aanvankelijk cassatieberoep in, maar heeft onlangs bekendgemaakt dit beroep in te trekken. Het Hof concludeert volgens de staatssecretaris terecht dat gelijke gevallen in beginsel ongelijk behandeld mogen worden. In het kader van een overgangssituatie kan een dergelijke ongelijke behandeling echter wel gerechtvaardigd zijn. Daarvoor moeten wel goede redenen worden gegeven. Deze zijn niet gegeven. Daar komt bij dat het gaat om lagere regelgeving, waar de Hoge Raad nog strenger is voor de beoordeling of een ongelijke behandeling gerechtvaardigd is. Door de onbekende einddatum van het overgangsrecht verwacht de staatssecretaris geen succes van een cassatieberoep.
Toelichting bij afzien cassatieberoep: Niet instellen beroep in cassatie: sectorindeling uitzendbedrijven
Meer informatie: Gerechtshof 18 december 2018 (gepubliceerd op 4 januari 2019), ECLI:NL:GHARL:2018:10971
Geef een reactie