Moet iemand die vakantiedagen opnam en feitelijk geen werkzaamheden meer verrichtte voor de universiteit waar hij als hoofddocent was aangesteld, beschouwd worden als ambtenaar werkzaamheden te verrichten? Bij bevestigende beantwoording is deze ambtenaar premieplichtig in Nederland gebleven, ondanks het verrichten van werkzaamheden in het VK.
Een universitair hoofddocent Orthopedie en Neurochirurgie bij een faculteit Diergeneeskunde van een universiteit was aangesteld bij die universiteit van 1 april 2012 tot 2 juni 2015. Vanaf 16 maart 2015 was de hoofddocent in dienst getreden bij de Royal Veterinary College in het Verenigd Koninkrijk als professor in Veterinary orthopaedics. De hoofddocent nam van 3 maart 2015 tot 1 juni 2015 zijn vakantiedagen op bij de Nederlandse universiteit. Aanvankelijk besliste de Sociale verzekeringsbank (SVB) dat de hoofddocent vanaf 17 maart 2015 niet meer premieplichtig was in Nederland. Later is de SVB op deze beslissing teruggekomen en oordeelde dat de hoofddocent tot 1 juni 2015 nog wel premieplichtig was in Nederland.
Verzekerd in de lidstaat
Bij Rechtbank Gelderland is in geschil of de hoofddocent vanaf 17 maart 2015 tot en met 1 juni 2015 in Nederland premieplichtig was voor de volksverzekeringen. De rechtbank oordeelt dat voor het bepalen van de premieplicht de toewijzingsregels gelden van de Europese Unie (EU). De rechtbank geeft aan dat volgens het Hof van Justitie EU (HvJ) iemand gedurende de periode van verlof geacht wordt werkzaamheden in loondienst uit te oefenen, als hij volgens de Nederlandse socialezekerheidswetgeving geacht wordt in loondienst werkzaamheden uit te oefenen. Van belang is dat de docent tot en met 1 juni 2015 aangesteld is geweest bij de Nederlandse universiteit. Daardoor is de docent verzekerd in Nederland. Hoewel de rechtbank de docent kan volgen in zijn betoog dat de gang van zaken geen schoonheidsprijs verdient, is het de SVB toegestaan zijn eerdere beslissing te herzien na overleg met de Belastingdienst. De docent is in Nederland premieplichtig gebleven tot en met 1 juni 2015.
Wet: art. 6 Wfsv, art. 6 en 6a AOW, Verordening 29 april 2004, (EG) nr. 883/2004
Meer informatie: Rechtbank 25 februari 2019 (gepubliceerd op 4 maart 2019), ECLI:NL:RBGEL:2019:767
Geef een reactie