Voldoet een ondernemer niet aan het urencriterium, maar verricht hij naast zijn ondernemingswerkzaamheden nog andere activiteiten voor dezelfde afnemers als die van de onderneming? Dan zou het mooi zijn als die andere activiteiten meetellen voor het urencriterium. Helaas maakt een recente zaak voor Hof Den Haag duidelijk dat het lastig is om andere activiteiten bij de ondernemerswerkzaamheden te trekken.
Zo liep een vrouw die in het kader van haar onderneming als gastouder actief was tegen het urencriterium aan. Zij verrichtte namelijk gemiddeld maar twee dagen in de week werkzaamheden als gastouder. De vrouw meende dat zij het gebrek aan uren kon aanvullen door haar werkzaamheden rond de verkoop van zelfgemaakt speelgoed mee te tellen. De vrouw stelde dat deze werkzaamheden in het verlengde van haar ondernemingsactiviteiten lagen. Zij leverde namelijk een service en een bepaald gemak aan ouders door kinderopvang en speelgoed aan te bieden.
Het hof volgt deze redenering niet. Dat de klantenkring van de kinderopvang en de speelgoedverkoop een gedeeltelijke overlap vertonen, maakt nog niet dat beide activiteiten bij elkaar horen. Het hof bekijkt daarom of de vrouw met het maken en verkopen van speelgoed een afzonderlijke onderneming drijft. Dit is niet het geval, constateert het hof. De omzetten en resultaten zijn daarvoor te gering en het hof verwacht evenmin een verbetering. Omdat het maken en verkopen van speelgoed geen ondernemingsactiviteiten zijn, tellen de daaraan bestede uren niet mee voor het urencriterium.
Wet: art. 3.6 en 3.8 Wet IB 2001
Meer informatie: Gerechtshof Den Haag 16 januari 2019, (gepubliceerd 25 januari 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:47
Geef een reactie