Soms is de bank alleen bereid om een B.V. een lening te verstrekken als andere schuldeisers van die B.V. hun leningen achterstellen en een lage rente berekenen. Voor zover die andere schuldeisers gelieerd zijn aan de schuldenaar, is de kans groot dat de lening (vanaf dat moment) onzakelijk is.
In een zaak voor Rechtbank Gelderland had een B.V. leningen verstrekt aan een zustervennootschap die financieel gezien in zwaar weer verkeerde. Zo’n anderhalf jaar later kwamen beide vennootschappen met de bank overeen dat de B.V. twee leningen onvoorwaardelijk kwijtschold. Een andere lening werd achtergesteld. Bovendien bedong de bank dat andere schuldeisers maximaal 2,5% rente mochten vragen. De B.V. wil het verlies op haar vordering aftrekken.
Rente-maximum
Maar de inspecteur stelt dat sprake is van een bodemloze-putlening en weigert de aftrek. De rechtbank oordeelt dat het hier niet gaat om een bodemloze-putlening. Op het moment waarop de B.V. de lening verstrekte, waren de winstprognoses goed. De rechtbank oordeelt echter dat de lening wel onzakelijk is. Daarbij speelt onder meer een rol dat het door de bank opgelegde rente-maximum ervoor zorgt dat een onafhankelijke derde geen hogere rente kan vragen om het gebrek aan zekerheidstelling te compenseren. De B.V. mag daarom het verlies op haar vorderingen niet aftrekken.
Wet: art. 8b Wet Vpb 1969
Meer informatie: Rechtbank Gelderland 29 januari 2019 (gepubliceerd 31 januari 2019), ECLI:NL:RBGEL:2019:300
Geef een reactie