Uit twee uitspraken van de belastingrechter blijkt dat de bijtelling wegens privégebruik van de auto van de zaak niet valt te ontlopen door tijdens de vakantieperiode de auto van de eigen B.V. te huren.
In beide zaken kreeg een dga de beschikking van een auto die eigendom was van een B.V. waarin de dga een (in)direct aanmerkelijk belang hield. In de zaak voor Hof Arnhem-Leeuwarden gebruikte een dga een ter beschikking gestelde Volvo onder meer voor een vakantie naar Oostenrijk en voor een vakantie naar Noorwegen. Voor deze vakantieperioden sloot de man een huurovereenkomst met de B.V. die hem de auto ter beschikking stelde. In deze B.V. hield hij een indirect aanmerkelijk belang. De dga betaalde een zakelijke vergoeding voor de huur van de auto en nam de brandstofkosten en vignetkosten voor zijn rekening. Deze omstandigheden betekenen volgens het hof echter niet dat gedurende de vakantieperioden de terbeschikkingstelling is geëindigd. De dga heeft tijdens zijn vakantie privékilometers gereden met een auto van de zaak en komt daarmee op een totaal van meer dan 500 privékilometers op jaarbasis. Vanwege dit privégebruik is de bijtellingsregeling van toepassing.
Verrekening met rekening-courant niet aannemelijk
In de zaak voor Hof Den Haag overlegde een dga een nota van zijn B.V. voor het huren van een bedrijfsauto. De man stelde dat de nota was voldaan via verrekening met zijn rekening-courant. De boeking van deze verrekening was echter niet traceerbaar. Het hof oordeelt daarom dat de Belastingdienst de opgegeven eigen bijdrage van de man terecht niet heeft aanvaard.
Wet: art. 13bis, eerste lid, onderdeel a en vierde lid Wet LB 1964
Bronnen: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 9 april 2019 (gepubliceerd 19 april 2019), ECLI:NL:GHARL:2019:3102 en Gerechtshof Den Haag 9 april 2019 (gepubliceerd 19 april 2019), ECLI:NL:GHDHA:2019:810
Geef een reactie