Ook na een tijdsverloop van meer dan zes jaar kan een inspecteur iemand verzoeken zijn aftrekbare kosten voor de eigen woning met schriftelijke bescheiden te onderbouwen. Het arrest wekt geen verbazing omdat het in lijn is met eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad, aldus mr. Xander Arends, belastingadviseur bij FBN Juristen en als wetenschappelijk docent verbonden aan de Erasmus School of Law.
Een echtpaar verhoogde de hypothecaire lening voor hun woning in 2007 met € 93.500 tot € 468.000. Zij gaven daarbij aan dat de verhoging verband hield met een verbouwing, maar konden dit echter niet met bewijsstukken onderbouwen. De Belastingdienst had de aangiften van 2007 tot en met 2009 gevolgd. Hof Den Bosch oordeelde dat het door de Belastingdienst volgen van aangiften over bepaalde jaren, niet met zich meebrengt dat men dan niet meer met schriftelijke stukken hoeft aan te tonen dat de uitgaven kwalificeren als kosten eigen woning. Wel geeft het hof aan dat de inspecteur zijn rechten heeft verwerkt om stukken op te vragen, omdat hij dat pas na afloop van de navorderingstermijn doet. Zie ook: ‘Traag handelende inspecteur kan niet meer corrigeren’.
Navorderingstermijn
De Hoge Raad casseert de uitspraak van het hof. In de wet is niet opgenomen dat de inspecteur de schriftelijke bewijsstukken moet opvragen binnen zes jaar of binnen de navorderingstermijn. Het maakt ook niet uit dat de inspecteur in andere jaren de aftrek van de rente wel heeft geaccepteerd. Dit is anders als het echtpaar aannemelijk maakt dat het volgen van de aangiften door de inspecteur in andere jaren op een weloverwogen standpunt van de inspecteur berustte. Dit heeft het echtpaar niet gedaan. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en bepaalt dat de eigenwoningschuld € 374.500 is.
Commentaar mr. Xander Arends
Taxence vroeg Xander Arends om een kort commentaar.
‘Dat het oordeel van de Hoge Raad niets nieuws onder de zon bevat blijkt al uit het feit dat een slechts uit drie raadsheren bestaande kamer het arrest heeft gewezen. De Hoge Raad verwijst in het arrest dan ook naar HR 21 september 2007, nr. 41.805, NTFR 2007/1809, waarin de Hoge Raad de mogelijkheid dat door tijdsverloop wijziging zou komen in de op de belanghebbende rustende bewijslast ten aanzien van door hem gepleegd onderhoud aan of verbetering (kortweg verbouwing) van de eigen woning, reeds heeft verworpen. Voor de praktijk betekent dit dat zolang een lening voor een verbouwing niet door de inspecteur is beoordeeld en erkend als een eigenwoningschuld een belastingplichtige altijd kan worden gevraagd om met schriftelijke stukken (nota’s, betaalbewijzen e.d.) bewijs te leveren. Het een of meerdere jaren volgen van ingediende aangiften zonder dat sprake is van een bewuste standpuntbepaling door de inspecteur, is niet voldoende om daaraan vertrouwen te kunnen ontlenen dat de lening reeds is beoordeeld. Ofschoon op een particuliere woningbezitter geen wettelijke bewaarplicht van toepassing is, dienen particulieren die renteaftrek claimen voor opgenomen verbouwingsleningen, de daarmee verband houdende bewijsstukken goed te bewaren totdat de inspecteur de lening als behorende tot de eigenwoningschuld heeft erkend.’
Binnenkort is het uitgebreide commentaar van Xander Arends te lezen in het NTFR. Nog geen abonnee? Klik dan hier om 3 maanden kennis te maken met NTFR.
Wet: art. 3.120 en 3.123 Wet IB 2001
Meer informatie: Hoge Raad 19 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:629
Geef een reactie