Betaalt een dga de verschuldigde loonheffingen over een stamrechtuitkering uit eigen middelen? Weet de dga daarbij dat de B.V. het verschuldigde bedrag nooit zal kunnen terugbetalen? Dan vormen de voorgeschoten loonheffingen informeel kapitaal.
Een dga kreeg op 1 december 2005 ontslag bij zijn toenmalige werkgever en kreeg een ontslagvergoeding van bijna € 1 miljoen. Hij bracht de ontslagvergoeding in in een B.V. Vanwege de slechte financiële positie van de B.V. liquideerde de dga de B.V. op 1 december 2014. Voor deze liquidatie kocht de man het stamrecht af en maakte daarbij gebruik van de 80%-regeling. Door de slechte financiële positie van de B.V. besloot de man ook de verschuldigde loonheffingen uit privémiddelen voor te schieten voor de B.V. Zowel de voorschoten loonheffingen als het nettobedrag van de stamrechtuitkering is in de rekening-courantverhouding van de dga met zijn B.V. geboekt. Het saldo van de rekening-courantvordering van de dga op zijn B.V. wenste de dga als negatief resultaat uit ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen in box 1 te brengen.
Terugbetalen niet mogelijk
In geschil bij Hof Den Haag is of de dga het bedrag van het stamrecht heeft genoten. Het hof maakt eerst duidelijk dat de waarde van de stamrechtaanspraak gesteld moet worden op het bedrag dat bij een derde zou moeten worden gestort om de aanspraak te kunnen dekken. Volgens het hof moet het voor de man bij het betalen van de loonheffingen uit privémiddelen voor de B.V. al duidelijk zijn geweest dat de B.V. dit bedrag nooit aan de dga zou kunnen terugbetalen. Dit betekent dat de door de dga voorgeschoten loonheffingen kwalificeren als informeel kapitaal. Na eliminatie van dit bedrag uit de rekening-courant, resteert een vordering van de B.V. op de dga. Door deze vordering in rekening-courant van de B.V. op de dga heeft de man de stamrechtuitkering door verrekening van het nettobedrag volledig genoten, aldus het hof. De inspecteur heeft de stamrechtuitkering dan ook terecht in de belastingheffing betrokken.
Wet: art. 11 lid 1 letter g (tekst per 31-12-2013) en art. 39f lid 3 Wet LB 1964 (tekst per 1 januari 2014)
Meer informatie: Gerechtshof Den Haag 13 februari 2019 (gepubliceerd 28 mei 2019), ECLI:NL:GHDHA:2019:1254
Geef een reactie