Tijdens een uitzendperiode naar het buitenland blijft een woning in Nederland een 'eigen woning' als deze woning niet aan derden ter beschikking wordt gesteld. Van terbeschikkingstelling aan derden is geen sprake als met een derde is overeengekomen dat hij zorg zal dragen dat de woning niet wordt gekraakt en deze derde de woning om niet mag gebruiken.
Een Nederlandse ambtenaar is werkzaam bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Hij beschikte in Nederland over een woning die zijn hoofdverblijf was. Zijn werkgever zond de man uit naar Rusland voor een periode van zeven jaar. Het eerste jaar stond de woning leeg. Hierna gaf de uitgezonden ambtenaar de woning in bruikleen aan verschillende gebruikers, waaronder zijn eigen dochter. In geschil bij Hof Den Bosch is de vraag of de woning kwalificeert als een ‘eigen woning’ gedurende de periode dat de man in Rusland werkte. Tijdens een periode van uitzending naar het buitenland kan de Nederlandse woning namelijk toch een ‘eigen woning’ blijven. Daarvoor is vereist dat de man de woning niet aan derden ter beschikking stelt. Voorts moet hij niet ook nog elders een woning hebben die als hoofdverblijf dient.
Geen vergoeding
Het draait hier om de vraag of sprake is van het aan derden ter beschikking stellen. Het hof verwijst voor zijn motivering naar het arrest van de Hoge Raad van 7 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA2316 en leidt uit de opgestelde bruikleenovereenkomsten af dat de gebruikers hier ook zorg moeten dragen dat de woning niet wordt gekraakt. Ook volgt uit de overeenkomsten dat de gebruikers geen vergoeding hoeven te betalen aan de eigenaar van de woning voor het gebruik van de woning en de gebruikers de woning moeten verlaten als de ambtenaar dat vraagt. Het maakt niet uit dat de woning één jaar voor het sluiten van de bruikleenovereenkomsten leeg heeft gestaan. Evenmin is van belang dat de bruiklener een opzegtermijn heeft van één maand. Het hof is van mening dat sprake is van ‘kraakwachters’, ook al staat dat niet met zoveel woorden in de overeenkomsten van bruikleen. De woning is een ‘eigen woning’ gebleven tijdens de periode van uitzending.
Wet: art. 3.111 lid 6 Wet IB 2001
Meer informatie: Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 31 december 2018 (gepubliceerd op 20 maart 2019), ECLI:NL:GHSHE:2018:5487
Geef een reactie