Voor toepassing van de 30%-regeling voor ingekomen werknemers is vereist dat de werknemer bij de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst geen woonplaats heeft in Nederland. Heeft een werknemer wel al een woonplaats in Nederland? Dan is hij niet ‘uit een ander land aangeworven.
Een student van buitenlandse afkomst kwam in 2010 naar Nederland voor studiedoeleinden en behaalde in december 2012 zijn Master of Science Automotive Technology aan een Nederlandse onderwijsinstelling. Sinds 2013 was de buitenlandse student in dienst bij een Nederlandse werkgever en waren toen een arbeidsovereenkomst aangegaan. Op 5 december 2014 deden de buitenlandse werknemer en zijn werkgever een verzoek om toepassing van de 30%-regeling. In geschil bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is de toepassing van de 30%-regeling, meer in het bijzonder of de buitenlandse werknemer uit een ander land is aangeworven. Daarvoor is relevant of de buitenlandse werknemer nog geen woonplaats had in Nederland. De beoordeling of iemand een woonplaats heeft in Nederland moet aan de hand van alle feitelijke omstandigheden worden bepaald. De inspecteur voert daarvoor aan dat de buitenlandse werknemer al sinds 2010 in Nederland woont, in ieder geval ten tijde van het aangaan van de arbeidsovereenkomst. De inspecteur wijst op de studentenkamer waar de werknemer verbleef tijdens zijn studie tot enkele maanden na het aangaan van de arbeidsovereenkomst. Verder wijst de inspecteur nog op de Nederlandse bankrekening, de verplichting van het hebben van een Nederlandse ziektekostenverzekering, de studiebeurs en stagevergoedingen die hij uit Nederland ontving en betaald werden op zijn Nederlandse bankrekening. Ook het feit dat de werknemer een Nederlands correspondentieadres had, was in het nadeel van de werknemer. Dat gold ook voor de verplichting om op grond van de ‘Scholarship Agreement’ met de Nederlandse school een Nederlandse dienstbetrekking voor minimaal drie jaar te vinden. De rechtbank oordeelt dat de werknemer, op wie de bewijslast rust, niet aannemelijk heeft gemaakt vanuit het buitenland te zijn aangeworven. De inspecteur heeft terecht de toepassing van de 30%-regeling geweigerd.
Wet: art. 31a, tweede lid letter e Wet LB 1964 (tekst 2014), art. 10e UB LB 1965 (tekst 2014) en art. 4 AWR
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 16 augustus 2018 (gepubliceerd op 19 maart 2019), ECLI:NL:RBZWB:2018:5471
Geef een reactie