Rechtbank Zeeland-West-Brabant meent dat de wet niet uitsluit dat de inspecteur een nieuwe informatiebeschikking oplegt voor een aanslag voor een bepaald jaar terwijl eerder een informatiebeschikking voor diezelfde aanslag is ingetrokken in de bestuursfase.
De inspecteur had aan een ondernemer op 23 december 2016 een informatiebeschikking opgelegd. Deze beschikking zag op de jaren 2004 tot en met 2008. De inspecteur was vooral geïnteresseerd in de gegevens van een verzwegen Liechtensteinse bankrekening van de ondernemer. Hierover had de fiscus al eerder vragen gesteld, maar daarbij specifiek verwezen naar de belastingheffing voor de jaren 2012 en volgende. De informatiebeschikking leidde dus tot verwarring. De inspecteur trok deze daarom in op 20 maart 2017. Hij legde de ondernemer op 8 en 9 mei 2017 nieuwe informatiebeschikkingen op over de jaren 2005 – 2013. De man gaat in beroep tegen de twee informatiebeschikkingen.
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
De ondernemer stelt onder meer dat door de intrekking van de oude informatiebeschikking de nieuwe beschikking moet worden vernietigd voor zover zij betrekking heeft op de periode 2005 – 2008. De rechtbank merkt echter op dat er geen wettelijke bepalingen zijn die zich verzetten tegen een nieuwe informatiebeschikking die ziet op een aanslag voor een bepaald jaar als eerder een informatiebeschikking met betrekking tot dezelfde aanslag in de bestuursfase is ingetrokken. Er zijn bovendien situaties waarin de wetgever een tweede informatiebeschikking wenselijk kan vinden. Wel kunnen algemene beginselen van behoorlijk bestuur het opleggen van een tweede informatiebeschikking in de weg staan. De ondernemer heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit hier het geval is. Zo mocht hij er niet op vertrouwen dat de inspecteur nooit meer zou vragen om de informatie die hij in de ingetrokken informatiebeschikking opvroeg. Alleen op basis van een formele grond verklaart de rechtbank het beroep van de man deels gegrond. De informatiebeschikkingen blijven echter (grotendeels) in stand.
Wet: art. 52a AWR
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 17 juni 2019 (gepubliceerd 16 juli 2019), ECLI:NL:RBZWB:2019:2689
Geef een reactie