De rechtbank is van oordeel dat de situatie van mede-eigendom en volledige eigendom voor de verhuurderheffing ongelijk wordt behandeld. Voor deze ongelijke behandeling is geen rechtvaardiging.
Twee heren waren onverdeeld eigenaar van 40 woningen waarvoor verhuurderheffing was verschuldigd. Van de 40 woningen waren 35 WOZ-beschikkingen aan de ene mede-eigenaar verstrekt en 5 WOZ-beschikkingen aan de andere eigenaar. De eigenaar die 35 WOZ-beschikkingen had ontvangen, kreeg ook de aanslag verhuurderheffing.
Geen rechtvaardiging voor ongelijke behandeling
In geschil bij Rechtbank Noord-Holland is of de verhuurderheffing in strijd is met het verdragsrechtelijke gelijkheidsbeginsel. De rechtbank komt tot het oordeel dat sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel vanwege de gronden, zoals de Hoge Raad die heeft geformuleerd in zijn arrest van 8 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:846. Een mede-eigenaar van 35 woningen kan slechts voor 10 woningen gebruik maken van de vermindering van de grondslag. De twee mede-eigenaren kunnen voor slechts 15 van de 40 woningen gebruikmaken van die vermindering. Dit is ongelijk aan de situatie waarbij twee verschillende eigenaren ieder voor 10 van de bij hen volledig in eigendom zijnde woningen gebruik kunnen maken van de vermindering van de grondslag. De rechtbank vindt dat er geen rechtvaardiging is voor de ongelijke behandeling van de twee hiervoor genoemde situaties, ondanks de ruime beoordelingsmarge die aan de fiscale wetgever toekomt bij het formuleren van fiscale wetgeving. De rechtbank vermindert de aanslag verhuurderheffing naar nihil.
Wet: art. 1.4 WMM en art. 14 EVRM en art. 26 IVBPR
Meer informatie: Rechtbank Noord-Holland 25 maart 2019 (gepubliceerd 25 april 2019), ECLI:NL:RBNHO:2019:2856
Geef een reactie