Als de dga de feitelijke leiding heeft over een B.V., zal emigratie van de dga ertoe leiden dat voor de toepassing van de meeste belastingverdragen de vestigingsplaats van de B.V. ook wijzigt. Dit werkt weer door naar de (on)mogelijkheid van het heffen van dividendbelasting.
In een zaak voor Rechtbank Noord-Holland was een vrouw enig aandeelhouder en bestuurder van een B.V. die was opgericht naar Nederlands recht. Op 14 oktober 2013 emigreerde de vrouw naar België. Over de jaren 2013 en 2014 legde de Belastingdienst de B.V. naheffingsaanslagen dividendbelasting op. Volgens de inspecteur was de B.V. namelijk ook na de emigratie van haar dga gevestigd in Nederland. De rechtbank wijst de inspecteur erop dat het belastingverdrag tussen Nederland en België bepaalt dat voor de toepassing van het verdrag een lichaam is gevestigd in de staat waar zijn feitelijke leiding is. Dit is de plaats waar de leiding de kernbeslissingen met betrekking tot de activiteiten van dat lichaam neemt en de eindverantwoordelijkheid voor deze beslissingen draagt. In bepaalde gevallen geeft de leiding vanuit die plaats ook instructies aan de werknemers. Wie de dagelijkse leiding heeft, is niet van belang voor het bepalen waar een lichaam verdragsrechtelijk is gevestigd. In deze zaak bewijst de Belastingdienst niet dat een ander dan de vrouw de kernbeslissingen neemt en de eindverantwoordelijkheid draagt. Bovendien wijst niets erop dat de dga de kernbeslissingen neemt in Nederland. Daarom oordeelt de rechtbank dat na de emigratie van de dga de B.V. verdragsrechtelijk gezien in België is gevestigd. Nederland mag daarom geen dividendbelasting heffen over dividenden die de B.V. na de emigratie van haar dga uitbetaalt.
Wel dividendbelasting over rekening-courantopname
De rechtbank staat wel de heffing van dividendbelasting toe over een opname via de rekening-courant en de betaling van de advocaatkosten van de echtgenoot van de dga. De opnamen en de betaling hebben namelijk plaatsgevonden vóór de emigratie van de dga naar België. De B.V. maakt bovendien niet aannemelijk dat de vrouw de opgenomen bedragen zal terugbetalen. En de advocaatkosten zijn geen zakelijke kosten voor de B.V.
Wet: art. 1, derde lid Wet DB 1965
Verdrag: art. 4, eerste en derde lid verdrag NL-België
Meer informatie: Rechtbank Noord-Holland 2 juli 2019 (gepubliceerd 3 juli 2019), ECLI:NL:RBNHO:2019:5714
Geef een reactie