Als de belastingrechter meent dat de fiscus via een informatiebeschikking gegevens wil verkrijgen die niet zijn op te vragen, zal hij de informatiebeschikking vernietigen. Als na de rechterlijke uitspraak de Belastingdienst van buitenlandse fiscale autoriteiten gegevens ontvangt die een ander licht op de zaak werpen, kan dit een reden zijn voor de rechter om zijn uitspraak te herzien.
In een zaak voor Hof Arnhem-Leeuwarden had de Belastingdienst een man om informatie gevraagd over een Luxemburgse bankrekening die hij begin jaren ’90 van de vorige eeuw aanhield. De inspecteur wilde weten of de man in 2010 en 2011 nog steeds een Luxemburgse bankrekening had aangehouden en zo niet, wat dan was gebeurd met het saldo op die rekening. De man stelde dat hij de bankrekening in 2010 en 2011 niet meer aanhield en dat hij het saldo al in 1994 had teruggeboekt naar een Nederlandse bankrekening. De inspecteur was niet tevreden met dit antwoord en legde de man een informatiebeschikking op. De man tekende beroep aan tegen de informatiebeschikking. Op 11 juli 2017 vernietigde Hof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2017:5864) de informatiebeschikking. Volgens het hof had de fiscus namelijk niet aannemelijk gemaakt dat de man had nagelaten antwoorden op de gestelde vragen te geven. Bovendien was niet aannemelijk dat de man nog over de bankgegevens beschikte of dat ze nog waren op te vragen.
Uitwisseling van inlichtingen
In april 2017 had de Belastingdienst bij de Luxemburgse fiscale autoriteiten verzocht om inlichtingen over de Luxemburgse bankrekeningen over de periode 1994 – 2010. Op 22 november 2017 stuurde de Luxemburgse fiscus bankgegevens naar de Belastingdienst. Daaruit bleek onder meer dat de Luxemburgse bankrekening pas medio 2002 was opgeheven en dat de man in 2000 nog een flink bedrag had overgeboekt naar een Zwitserse bankrekening. Naar aanleiding van deze informatie vraagt de Belastingdienst aan het hof om zijn oordeel te herzien. Het hof meent dat de Belastingdienst de gegevens van de Luxemburgse fiscus op rechtmatige wijze heeft verkregen. Deze gegevens stonden hem pas na de uitspraak ter beschikking en werpen een ander licht op de zaak. Daarom besluit het hof zijn oordeel te herzien en maakt de vernietiging van de informatiebeschikking ongedaan. De man krijgt zes weken de tijd om alsnog de gevraagde inlichtingen te verstrekken.
Wet: art. 8:119, eerste lid Awb en art. 47 en 52a AWR
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 16 juli 2019 (gepubliceerd 9 augustus 2019), ECLI:NL:GHARL:2019:5829
Geef een reactie