Als het een belastingadviseur duidelijk is dat zijn cliënten uitgaan van een bepaalde fiscale situatie, moet hij hen actief adviseren als dit uitgangspunt onjuist is. Tot dit oordeel komt de Hoge Raad.
De Hoge Raad volgt daarmee de conclusie van advocaat-generaal (A-G) Hartlief (zie: ‘Belastingadviseur moet spontaan advies geven over non-gevolg’). Deze conclusie en het oordeel van de Hoge Raad zien op een zaak waarin een Belgisch achtpaar een belastingadviesbureau aansprakelijk stelde voor door een advies geleden belastingschade. De echtgenoten hadden certificaten in een Nederlandse vennootschap overgedragen aan hun kinderen. Daarbij hadden zij op advies van een belastingadvieskantoor een voorbehoud van het recht van vruchtgebruik gemaakt. Maar daardoor bleef hun aanmerkelijk belang in de Nederlandse vennootschap in stand. Bovendien bleef het bedrijfspand dat de echtgenoten ter beschikking stelden aan de vennootschap in box 1 vallen. De echtgenoten hadden na de schenking zelfs nog een aantal panden erbij gekocht en aan de vennootschap ter beschikking gesteld. De echtgenoten stelden bij deze handelingen steeds ervan uit te zijn gegaan dat na de schenking de panden in box 3 zouden vallen. Zij beweerden dat hun belastingadviseur dit zelf had gezegd.
Andere kijk
De Hoge Raad vindt het onbegrijpelijk dat in de voorafgaande zaak het hof de stelling van het echtpaar vanwege gebrek aan onderbouwing heeft verworpen. Als blijkt dat de stellingen van het echtpaar kloppen, geeft dit een andere kijk op de adviseringsplicht van het belastingadvieskantoor. Het hof had daarom het bewijsaanbod van het echtpaar moeten accepteren. Nu dit niet is gebeurd, moet verwijzing plaatsvinden.
Wet: art. 7:401 BW
Meer informatie: Hoge Raad 25 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:418
Geef een reactie