Als een inwoner van België in Nederland werkt, in België zijn pensioen opbouwt en qua fiscale positie is te vergelijken met een Nederlandse grensarbeider, moet de belastingdienst de Belgische pensioenregeling als zodanig accepteren. Zelfs als de Belgische regeling naar Nederlandse maatstaven onzuiver is.
Een Belgische man werkte sinds 1 juli 2007 voor een werkgever in Nederland. Bij zijn vorige werkgever was hij al begonnen met pensioenopbouw. Deze regeling zette hij voort tijdens zijn dienstbetrekking in Nederland. Onder voorwaarden staat de Belastingdienst toe dat een buitenlandse werknemer gedurende vijf jaren zijn pensioenbijdrage aftrekt en dat zijn pensioenaanspraak is vrijgesteld. Ook het belastingverdrag met België bevat een soortgelijke bepaling. Dit betekent volgens Hof Den Bosch overigens niet dat de twee regelingen cumuleren en de termijn op tien jaar brengen. De Belastingdienst weigert echter deze regeling toe te passen omdat de man niet voldoet aan de voorwaarden. Zijn Belgische pensioenregeling staat namelijk een uitkering ineens toe, waardoor de regeling een onzuivere pensioenregeling is. Zie: ‘Onder voorwaarden aftrek Belgische pensioenregeling’.
Nederlandse grensarbeider
De Belgische werknemer stelt voor het hof dat hij slechter wordt behandeld dan Nederlandse grensarbeiders die in België werken. De inspecteur bevestigt dat hij in de volgende situatie een vergelijkbare aanspraak op een Belgisch pensioen niet tot het loon rekent en toestaat dat de door de werknemer betaalde premies in mindering komen op het (bruto). Dit betreft de situatie van een grensarbeider die in Nederland woont en werkt voor een Belgische werkgever. In deze situatie vinden de werkzaamheden zowel in België als in Nederland plaats. Daarnaast is Nederland volgens het verdrag heffingsbevoegd ten aanzien van (een deel van) het inkomen uit deze werkzaamheden. Het Hof oordeelt dat de situatie die de inspecteur beschrijft vergelijkbaar is met de situatie van de Belgische werknemer. Toch verschilt de fiscale behandeling. Dit verschil is volgens het hof kennelijk gebaseerd op een begunstigend beleid van de Belastingdienst. Het hof ziet geen rechtvaardiging voor deze begunstiging. Het hof oordeelt dat de man een beroep kan doen op het gelijkheidsbeginsel. Zijn pensioenaanspraak is daarom vrijgesteld en zijn pensioenbijdrage verlaagt zijn brutoloon.
Update
De Hoge Raad heeft de hofuitspraak inmiddels vernietigd. Zie: ‘Premie voor Belgisch af te kopen pensioen niet aftrekbaar‘.
Verdrag: art. 26, paragraaf 7 Verdrag NL-België
Wet: art. 18 Wet LB 1964
Besluit: Besluit van 9 oktober 2015, nr. DGB2015/7010M
Meer informatie: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 25 januari 2019 (gepubliceerd 28 maart 2019), ECLI:NL:GHSHE:2019:251
Geef een reactie