De spraakmakende tipgeverszaak heeft een nieuwe wending gekregen. Volgens de Hoge Raad heeft Hof Den Bosch te snel geoordeeld dat het bewijs dat de Belastingdienst leverde, buiten beschouwing moest blijven.
De tipgeverszaak begon toen een tipgever tegen vergoeding aan de Belastingdienst informatie verstrekte over Luxemburgse bankrekeningen, die de rekeninghouders hadden verzwegen. Naar aanleiding van de verkregen informatie legde de inspecteur de rekeninghouders navorderingsaanslagen op. Toen de erfgenamen van een van de rekeninghouders in beroep gingen tegen de navorderingsaanslagen, weigerde de fiscus pertinent om de identiteit van de tipgever bekend te maken. Hof Den Bosch vindt dat het handelen van de fiscus zodanig indruist tegen wat men mag verwachten van een behoorlijk handelende overheid, dat het hof besluit het bewijsmateriaal buiten beschouwing te laten en de aanslagen te vernietigen. Zie: ‘Bewijsuitsluiting helende fiscus’.
Tip lijkt wel betrouwbaar te zijn
De staatssecretaris van Financiën is echter met succes in cassatie gegaan. Volgens de Hoge Raad is onvoldoende twijfel over de betrouwbaarheid van de tips om het bewijs van de fiscus op die grond buiten beschouwing te laten. Zo is in geen enkel geval gebleken dat de informatie van de anonieme tipgever onjuist is. Bovendien wilde de inspecteur wel meewerken aan een verhoor waarin de anonimiteit van de tipgever in stand zou blijven. Ook had de tipgever in een verklaring de vragen van het hof beantwoord.
Bewijsmateriaal kan bruikbaar zijn
De volgende vraag is of het hof met toepassing van het ‘zozeer indruist’-criterium de navorderingsaanslagen had mogen vernietigen. De Hoge Raad stelt dat de rechter in het licht van alle omstandigheden moet besluiten welke gevolgen hij verbindt aan de weigering om de identiteit van de tipgever bekend te maken. Dit oordeel moet de belastingrechter zelfstandig maken. In deze zaak constateert de Hoge Raad dat:
- volgens het hof het handelen van de tipgever niet onrechtmatig was tegenover de erfgenamen;
- op grond van vaste rechtspraak onrechtmatigheden waardoor particulieren relevant bewijsmateriaal in handen krijgen het gebruik van dat bewijs in een strafzaak niet hoeft te verhinderen. Op deze regel geldt een uitzondering als er aanwijzingen zijn dat overheidsdienaren (in)direct bij die onrechtmatige verkrijging betrokken zijn geweest. Deze regels gelden volgens de Hoge Raad ook in belastingzaken; en
- er geen aanwijzingen zijn dat de tipgever hulp heeft gehad van overheidsambtenaren bij het verkrijgen van het bewijsmateriaal.
Al deze omstandigheden lijken het gebruik van het bewijsmateriaal toe te staan. De Hoge Raad meent verder dat een rechtvaardiging is te vinden voor het toekennen van een vergoeding aan de tipgever Met de daarmee verkregen gegevens kan de Belastingdienst een overheidstaak vervullen. Dit geldt zelfs als de vergoeding bovenmatig is. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van de staatsecretaris gegrond en verwijst de zaak door naar Hof Amsterdam.
Meer informatie: Hoge Raad 8 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1715
Geef een reactie