Als een schuldenaar een schuldsaneringsregeling aangaat waarbij hij alle schulden volledig aflost, kan dit een rechtvaardiging vormen voor een langere duur van de aflossing dan gebruikelijk. De rechter kan in zo’n geval houders van preferente vorderingen dwingen deze regeling te accepteren als dit ook de belangen van andere schuldeisers ten goede komt.
Een echtpaar had diverse schulden aan verschillende schuldeisers. Van deze schulden was 53,65% aan de Belastingdienst. De totale vordering van de Belastingdienst op het echtpaar was voor het overgrote deel een preferente vordering. De echtgenoten boden hun schuldeisers een schuldregeling aan waarbij zij beloofden over een periode van zestig maanden 100% van de schulden te zullen voldoen. Op de Belastingdienst en een B.V. na gingen de schuldeisers akkoord. De Belastingdienst wilde niet meewerken omdat deze schuldregeling afweek van het beleid van de fiscus dat een minnelijk akkoord hooguit 36 maanden beslaat. Bovendien wilde de fiscus als houder van een preferente vordering tweemaal zoveel uitgekeerd krijgen als andere schuldeisers. Het echtpaar stapt daarop naar de rechtbank met een verzoek om een dwangakkoord dat de fiscus en de B.V. verplicht om in te stemmen met het voorstel.
Volledig aflossing is zwaardere last
Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat de omstandigheid dat vrijwel alle reguliere minnelijke trajecten uitgaan van een maximale duur van 36 maanden afwijkingen van deze termijn niet uitsluit. Het interne beleid van de fiscus verhindert evenmin de toewijzing van een dwangakkoord. Bij een schuldsaneringstraject van 36 maanden zal vaak een deel van de schulden onbetaald blijven. De echtgenoten nemen dus een zwaardere last op zich door alle schulden te willen betalen. Onder deze omstandigheden is een verlenging van het schuldsaneringstraject gerechtvaardigd. Bovendien hoeft een schuldenaar die zijn schulden volledig aflost geen onderscheid te maken tussen concurrerende en preferente schuldeisers, aldus de rechtbank.
Belangenafweging
Ten slotte kijkt de rechtbank naar de belangen van de overige schuldeisers, die gezamenlijk meer dan 45% van de schulden vertegenwoordigen. Bij een schuldsaneringstraject van hooguit 36 maanden krijgt de Belastingdienst 82,93% van zijn vordering uitbetaald. De concurrente schuldeisers krijgen echter maar 41,46% van hun vorderingen uitbetaald. De rechtbank vindt dit grote verschil in uitkering zwaarder wegen dan de belangen van de fiscus en de B.V. Daarom wijst de rechter het verzoek om het dwangakkoord toe.
Wet: 287a Fw
Meer informatie: Rechtbank Midden-Nederland 25 juni 2019 (gepubliceerd 31 oktober 2019), ECLI:NL:RBMNE:2019:498
Geef een reactie