In een nieuw besluit gaat de staatssecretaris van Financiën in op de omstandigheden waaronder prestaties door ondernemers hun btw-vrijgestelde karakter blijven behouden als deze ondernemers gaan samenwerken.
In de praktijk komt het voor dat ondernemers die btw-vrijgestelde prestaties verrichten dezelfde werkzaamheden uitvoeren in samenwerking met andere ondernemers. De Belastingdienst kan dan tot het inzicht komen dat de prestaties aan het samenwerkingsverband niet zijn vrijgesteld. De btw-vrijstelling mag echter niet vervallen als sprake is van ondersteunende prestaties die opgaan in een hoofdprestatie, zo oordeelde de Hoge Raad in 2016. Zie: ‘Inspecteur mag samenwerking ROC’s niet extra belasten’. De staatssecretaris heeft naar aanleiding van dit arrest een besluit opgesteld. Hierin legt hij uit wanneer het leerstuk ‘eenheid van prestatie’ van toepassing wordt geacht op de bijkomstige prestaties die de gezamenlijke uitvoering dienen van de van btw vrijgestelde hoofdprestatie. Voor deze toepassing geldt het volgende:
- De deelnemende ondernemers verrichten in samenwerking een btw-vrijgestelde prestatie. In samenwerking wil hier zeggen onder gemeenschappelijke naam, onder gemeenschappelijke verantwoordelijkheid en regie en voor gemeenschappelijke rekening.
- De prestaties van iedere deelnemer afzonderlijk en de prestatie die de deelnemers in samenwerking verrichten, vallen onder dezelfde wettelijke btw-vrijstellingsbepaling van artikel 11 van de Wet op de omzetbelasting 1968.
- Ondersteunende werkzaamheden die men als onderscheiden en zelfstandig moet beschouwen, kunnen samen met de hoofdprestatie van een deelnemer één ondeelbare prestatie vormen. Dit is het geval als de ondersteunende werkzaamheden als bijkomstige prestaties opgaan in de hoofdprestatie van die deelnemer. De staatssecretaris benadrukt dat een prestatie als bijkomstig bij een hoofdprestatie is aan te merken als deze prestatie voor de modale klant geen doel op zich is maar een middel om de hoofdprestatie zo aantrekkelijk mogelijk te maken.
- Het is mogelijk dat de ondersteunende werkzaamheden niet alleen de uitvoering van de eigen vrijgestelde hoofdprestatie van een deelnemer dienen, maar ook de uitvoering van dezelfde soort vrijgestelde hoofdprestatie die de andere deelnemers verrichten. Dit maakt niet uit als en voor zover de ondersteunende werkzaamheden nodig en gebruikelijk zijn voor de btw-vrijgestelde prestatie die de deelnemers in samenwerking verrichten.
- Gebruiken de deelnemers ondersteunende werkzaamheden die niet direct nodig en gebruikelijk zijn voor de btw-vrijgestelde hoofdprestatie van de deelnemer(s) en/of de samenwerking? Dan moet men deze ondersteunende werkzaamheden altijd zelfstandig beoordelen voor de btw-heffing.
Feitelijke beoordeling blijft nodig
Het is echter niet zo dat in alle gevallen een deelnemer ondersteunende werkzaamheden verricht die opgaan in de btw-vrijgestelde prestatie die de deelnemers in samenwerking verrichten. Bij ieder van de deelnemers moet steeds een feitelijke beoordeling plaatsvinden op basis van het leerstuk ‘eenheid van prestatie’. Het uitlenen van personeel door de ene deelnemer aan de andere deelnemer valt buiten de reikwijdte van het arrest van de Hoge Raad.
Wet: art. 11 Wet OB 1968
Bronnen: Staatscourant 9 augustus 2019 (gepubliceerd 4 september 2019), nr. 2019-49313 en Staatscourant 9 augustus 2019 (gepubliceerd 4 september 2019), nr. 2019-49314
Geef een reactie