De Belastingdienst belast soms dezelfde dividenduitkering in twee verschillende belastingjaren, waarbij de inspecteur toezegt dat hij een van de aanslagen ambtshalve zal verlagen als de ander onherroepelijk vaststaat. De inspecteur is niet aan deze toezegging gebonden voor zover hij nog een andere dividenduitkering ontdekt.
Een man bezat alle aandelen in een holding, die weer 100% van de aandelen in een dochtervennootschap hield. Daarnaast hield de holding een belang van 95% in een andere dochtervennootschap. De man had geen aangifte inkomstenbelasting over 2009 ingediend, zodat de Belastingdienst in eerste instantie de aanslag ambtshalve vaststelde. Naderhand legde de fiscus de man en zijn echtgenote navorderingsaanslagen inkomstenbelasting op over 2009 en 2010. Daarbij nam de Belastingdienst een verkapte dividenduitkering van de dochtermaatschappij aan de man in de aanslagen op in beide aanslagen. Nadat een van de aanslagen onherroepelijk zou zijn geworden, zou de fiscus de andere aanslag ambtshalve verminderen, zo had de inspecteur toegezegd. Tegen de tijd dat de naheffingsaanslag over 2010 onherroepelijk vast staat, meent de inspecteur dat nog een verkapt dividend heeft plaatsgevonden. Met een beroep op interne compensatie wil hij daarom de naheffingsaanslag over 2009 in stand houden. De man vindt dat de inspecteur daarmee op zijn toezegging terugkomt en het vertrouwensbeginsel schendt.
Interne compensatie
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de toezegging van de inspecteur niet uitsluit dat de Belastingdienst een beroep doet op interne compensatie. De inspecteur weet aannemelijk te maken dat de man in 2009 een dividendvordering op de holding moet hebben gehad die hij heeft gebruikt als zekerheidstelling bij het aangaan van een lening. De toegezegde vermindering ziet op een andere verkapte dividenduitkering, namelijk een dividend van de dochtermaatschappij aan de man. Als gevolg van interne compensatie hoeft de fiscus de naheffingsaanslagen over 2009 niet ambtshalve te verminderen.
Wet: art. 4.13 Wet IB 2001 en art. 27e, eerste lid AWR
Bronnen: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 27 augustus 2019 (gepubliceerd 30 augustus 2019), ECLI:NL:GHARL:2019:6894 en Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 27 augustus 2019 (gepubliceerd 30 augustus 2019), ECLI:NL:GHARL:2019:6895
Geef een reactie